De afgelopen 20 jaar is het inkomen dat we in Nederland met elkaar verdienen flink gegroeid, maar de huishoudens merken daar niets van. Dat komt omdat bedrijven en de overheid een steeds groter deel van ons geld innen. Huishoudens lopen daardoor 60 miljard euro mis, maar krijgen daar wel pensioen en zorg voor terug.
Terwijl we de afgelopen 20 jaar fors meer verdiend hebben, lag het reëel beschikbare inkomen van huishoudens in 2012 maar net iets hoger dan in 1997. Zo beschouwd is de koopkracht per inwoner in 15 jaar nagenoeg niet toegenomen. Dat staat in een rapportage van De Nederlandsche Bank (DNB), die uitzocht waar het geld is gebleven dat Nederlanders bij elkaar verdienen.
60 miljard minder in portemonnee
Van wat we in Nederland met z’n allen verdienen (het bruto binnenlands product, bbp), komt een steeds groter deel niet meer in de huishoudportemonnee terecht. Vormde het beschikbare inkomen van huishoudens in 1992 nog ruim de helft (54%) van het bbp, vorig jaar lag dat aandeel op krap 45%. Als het aandeel sinds 1992 niet zou zijn afgenomen, dan was het beschikbare inkomen van huishoudens in 2012 wel 60 miljard euro hoger geweest. DNB zocht uit waar dat inkomen dan wel terecht is gekomen.
Er zijn grote verschuivingen in de verdeling van onze verdiensten tussen huishoudens, overheid en bedrijven. Na 1992 is het aandeel van huishoudens substantieel gedaald, terwijl dat van de overheid en bedrijven juist is gestegen.
Bedrijven profiteren van loonmatiging
De winstgevendheid van bedrijven is verbeterd door een gematigde ontwikkeling van de lonen, lagere netto rentelasten en winstbelasting, en vooral door hogere inkomsten uit buitenlandse deelnemingen. Ook maakten de bedrijven meer winst, maar keren ze minder dividend uit, waardoor ze meer geld in kas hebben.
Als de hogere bedrijfswinsten volledig in de vorm van dividend zouden zijn uitgekeerd, zou het beschikbaar inkomen van bedrijven lager zijn geweest en dat van huishoudens en andere aandeelhouders navenant hoger. In de loop der tijd zijn bedrijven echter steeds meer winst gaan inhouden. Hierdoor is het inkomensaandeel van bedrijven toegenomen.
Overheid verdeelt geld voor diensten
De overheid heeft eveneens een groter inkomensaandeel dan twintig jaar terug. Dat krijgen de burgers weer terug in de vorm van diensten, zoals onderwijs en zorg. De overheid gebruikte in 1992 circa 12,5% van het bbp, maar twintig jaar later was dit al opgelopen tot 17,5% van het bbp. Dit komt vooral door de sterke stijging van de collectieve zorguitgaven na de eeuwwisseling.
Het inkomensaandeel van verzekeraars en pensioenfondsen is per saldo redelijk stabiel gebleven. Onderliggend zijn er wel verschuivingen opgetreden, vooral in de pensioensector. In vijftien jaar tijd heeft er een verdubbeling plaatsgevonden (van 3 naar 6% van het bbp) van de door werkgevers en werknemers betaalde pensioenpremies. Maar dat is wel ten koste gegaan van het beschikbare inkomen van huishoudens.