Na 25 uur onderhandelen zijn de fractievoorzitters van de regeringscoalitie het eens geworden over een pakket maatregelen die de inkomsten en uitgaven van de Rijksbegroting in evenwicht moeten houden. Dat is voor een deel ten koste gegaan van zekerheden op het sociaaleconomisch terrein. Zo wordt de WW-duur (weer) korter, is de gratis kinderopvang opnieuw naar achter geschoven en gaan we allemaal meer belasting betalen. Personeelsnet geeft hier een uitgebreid overzicht met de belangrijkste punten voor HR-professionals.
De Voorjaarsnota 2025 van het kabinet-Schoof is tot stand gekomen in een wereld van geopolitieke spanningen, economische onzekerheid en toenemende uitvoeringsproblemen. De coalitiepartijen hadden dure wensenlijstjes, maar het kabinet kiest voor voorzichtigheid: het begrotingstekort en de staatsschuld blijven de komende jaren binnen de normen. Wel zijn belangrijke, dure, problemen doorgeschoven naar Prinsjesdag. Het zal daarom niet eenvoudig worden om ook een sluitende Rijksbegroting voor volgend jaar in elkaar te knutselen.
De keuzes in de Voorjaarsnota 2025 raken op verschillende plekken aan de werkpratijk van HR professionals. Hieronder belicht Personeelsnet de belangrijkste punten.
WW-uitkering verder terug naar 18 maanden
Vòòr 2016 kreeg een werkloze nog een WW-uitkering van maximaal drie jaar. Vanaf 1 januari 2016 is die WW-duur al ingekort naar 24 maanden. In cao’s wordt die uitkeringstermijn vaak weer bijgeplust, maar dat is niet altijd het geval. De duur van de WW-uitkering wordt vanaf 2028 geleidelijk verder teruggebracht van 24 naar maximaal 18 maanden.
Deze maatregel moet vanaf 2027 structureel €200 miljoen besparen. Het kabinet koppelt dit aan betere begeleiding naar werk, maar concrete plannen hiervoor ontbreken nog. Voor HR betekent dit dat de druk op duurzame inzetbaarheid verder toeneemt. Zeker voor oudere werkzoekenden en mensen met beperkte inzetbaarheid is het risico op een terugval in de bijstand reëel. De groep werknemers zonder cao, zullen de gevolgen hiervan waarschijnlijk het meest gaan merken.
Herstel en hervorming bij het UWV
Eén van de grootste sociaal-economische pijnpunten betreft de WIA-uitkeringen door het UWV. Door jarenlange onderbezetting en fouten in de uitvoering, zijn duizenden mensen de dupe geworden van onjuiste WIA-beschikkingen. Tussen 2020 en 2024 zijn er substantiële fouten gemaakt bij het vaststellen van daglonen, wat leidde tot te hoge of te lage uitkeringen. De hersteloperatie is nu wel in gang gezet, maar verloopt traag; het UWV richt hiervoor een aparte correctieorganisatie op. Daarnaast wordt het kwijtschelden van voorschotten, dat sinds 2021 als buitenwettelijk beleid werd gevoerd, nu wettelijk verankerd. Dat voorkomt schrijnende terugvorderingen bij langdurig zieken.
Voor deze herstel- en verbetermaatregelen is incidenteel bijna €500 miljoen beschikbaar, plus €91 miljoen structureel. Tegelijk staat de langetermijnhervorming van het arbeidsongeschiktheidsstelsel nog in de steigers. Er is €200 miljoen gereserveerd, dat in 50 jaar (!) geleidelijk wordt opgebouwd.
Kinderopvang: verlichting met vertraging
De bezuiniging van €250 miljoen op kinderopvang is geschrapt. In plaats daarvan komt er een nieuw financieringsstelsel, dat in 2029 ingaat. Dat is opnieuw uitstel, en weer twee jaar later dan eerder gepland. Tot die tijd wordt de kinderopvangtoeslag stapsgewijs verhoogd in 2026, 2027 en 2028.
Dat moet de vraag geleidelijk laten groeien en de sector tijd geven om aanbod uit te breiden. De overgangsperiode brengt wel onzekerheid met zich mee, zowel voor ouders als voor werkgevers die inzetbaarheid en werktijdverlenging willen stimuleren.
Kindgebonden budget: minder voor middeninkomens
Ouders met een gezamenlijk inkomen vanaf €60.000 krijgen minder kindgebonden budget. Vanaf dat bedrag wordt het afbouwpercentage verhoogd van 8,5% naar 12,8%.
Deze versobering moet €300 miljoen structureel opleveren. De maatregel treft vooral werkenden met een middeninkomen, die niet of nauwelijks profiteren van andere vormen van inkomensondersteuning.
Minimumjeugdloon: eindelijk omhoog, maar pas in 2027
Het minimumjeugdloon voor jongeren van 16 t/m 20 jaar wordt per 1 januari 2027 verhoogd met gemiddeld 20%. De nieuwe percentages ten opzichte van het volwassen minimumloon zijn:
Deze verhoging verbetert het jeugdloon, maar jongvolwassenen die nu fulltime werken, blijven afhankelijk van een loon waar ze vaak niet zelfstandig van rondkomen.
Terugdraaien btw-verhoging zorgt voor hogere loonbelasting
Het kabinet heeft besloten de eerder voorgestelde verhoging van het btw-tarief op cultuur, media en sport terug te draaien. Dat is gebeurd onder druk van de Tweede Kamer. De maatregel kost structureel €1,3 miljard vanaf 2026.
Om deze derving te compenseren, wordt een groot deel van de reguliere inflatiecorrectie in de inkomstenbelasting geschrapt. Concreet wordt de zogenoemde tabelcorrectiefactor — normaal gesproken 100% — in 2026 voor slechts 51% toegepast. Dit betekent dat de belastingschijven en heffingskortingen binnen de inkomstenbelasting maar beperkt worden aangepast aan de inflatie. Voor veel werkenden betekent dit een sluipende lastenverzwaring.
Wat betekent dit voor HR?
Hieronder zijn de belangrijkste maatregelen en de gevolgen voor HR in een schema bij elkaar geplaatst.
Maatregelen Voorjaarsnota 2025 |
Gevolgen voor HR en werkvloer |
UWV-hersteloperatie |
Meer duidelijkheid voor zieke werknemers, maar uitvoeringsdruk blijft hoog. |
Verkorting WW-duur |
Korte WW-uitkering, geleidelijk terug naar 18 maanden. Vakbonden zullen, naar verwachting, reparatie gaan eisen in cao’s. |
Kinderopvang |
Bijna gratis kinderopvang opnieuw doorgeschoven, nu naar 2029. |
Kindgebonden budget |
Minder ondersteuning voor middeninkomens; impact op koopkracht werkenden. |
Minimumjeugdloon |
Een stap vooruit voor jongeren, maar pas vanaf 2027. Hogere lasten voor werkgevers. |
Tabelcorrectiefactor 2026 |
Beperkte inflatiecorrectie inkomstenbelasting leidt tot hogere belastingen voor werknemers. |