Bijna twee op de vijf Nederlanders maakt zich nu al zorgen of ze volgend jaar genoeg salaris ontvangen om in hun levensonderhoud te voorzien. Hun loon houdt de stijgende prijzen niet bij en vakbond FNV heeft daar een oplossing voor: werkgevers moeten minimaal de inflatie compenseren, die nu op 12 procent staat. Werkgeversorganisaties wijzen dat idee af. Als mensen meer loon willen, moeten ze maar meer uren gaan werken, stellen ze. Maar in een krappe arbeidsmarkt lijkt dat juist een manier om personeel weg te jagen. Want werknemers willen wel een hoger loon, maar ze verwachten vooral meer flexibiliteit van hun werkgever. En als dat niet kan, gaat één op de vijf een andere baan zoeken.
HR-dienstverlener Visma | Raet deed onderzoek in aanloop naar Prinsjesdag. Een derde van de werknemers denkt dat hun jaarlijkse salarisstijging onvoldoende zal zijn om hun huidige levensstandaard in 2023 voort te zetten. Twee op de vijf gaat individueel met hun werkgever onderhandelen over een loonsverhoging. Als dat niet lukt, stapt 20 procent op.
De behoefte aan meer salaris is zo groot, dat een derde bereid is om daarvoor secundaire arbeidsvoorwaarden in te leveren. Met een recessie in zicht, blijkt het salaris toch weer de belangrijkste arbeidsvoorwaarde te worden. Het gevoel van werkenden dat ze er nauwelijks op vooruit gaan, sluimert al langer. En gegevens van het CBS bevestigen dat gevoel, want vorig jaar heeft de loonstijging nauwelijks gezorgd voor grotere koopkracht.
FNV: de rek is eruit
Nederlands grootste vakbond FNV accepteert niet meer dat de lonen ver achterblijven bij de stijgende prijzen, nu de inflatie in Nederland op het hoogste punt is sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw. ‘De rek is eruit’ stelt de vakbond na ‘jarenlange scheefgroei van de welvaart en bedrijven, die liever hun aandeelhouders dan hun medewerkers belonen.’ Dat het de bond menens is, blijkt wel uit de loonsverhoging van 10 procent die met de NS is overeengekomen na een serie stakingen door het spoorwegpersoneel.
De FNV wil dat de lonen automatisch gaan meestijgen met de inflatie, zodat mensen vanzelf meer geld krijgen als de boodschappen duurder worden. Verder moeten werknemers vaker een vast contract krijgen en moet het minimumloon naar 14 euro. De regering moet een maximum stellen aan de energieprijzen, eist de FNV. De bond wil het eisenpakket betalen door de winstbelasting te verhogen naar 35 procent en kapitaal net zo te belasten als inkomen uit werk.
Meer loon voor meer uren werk
De werkgeversorganisaties voelen de druk voor hogere lonen uit de maatschappij en van de vakbonden aan de onderhandelingstafels voor nieuwe cao’s. Zij hebben een eigen oplossing voor de koopkracht van werknemers: meer loon is mogelijk als werknemers meer uren gaan werken. Arbeidsduurverlenging en de terugkeer naar een 40-urige werkweek moeten daarom op de agenda van de cao-tafels worden gezet. ‘Daarbij snijdt het mes aan twee kanten: we lossen een deel van het krapteprobleem op en het is goed voor de koopkracht van werknemers, nu het leven in korte tijd fors duurder is geworden.’
Nederland telt 4,5 miljoen mensen die in deeltijd werken, van wie er 500.000 aangeven dat ze per direct meer zouden willen werken, als dat ook meer zou lonen, aldus de werkgevers. Zij beseffen dat het werk dan wel aantrekkelijk moet zijn in deze krappe arbeidsmarkt. Dat kan met een bijdrage in de extra kinderopvangkosten, een hoger netto loon zolang de medewerker langer werkt en meer zeggenschap over werktijden en roosters. Verder denken werkgevers dat extra verlof omzetten naar extra salaris kan helpen.
Welke deeltijders kunnen langer werken?
In 2021 werkte 48 procent van de beroepsbevolking in deeltijd, vrouwen vaker dan mannen, blijkt uit cijfers van het CBS. Managers en agrariërs werken bijna altijd in voltijd, net als mensen in de ICT of werknemers die bij de overheid werken. Deeltijdwerk is het meest te vinden in de dienstverlening, de zorg en in pedagogisch werk. Vaak gebeurt dit overigens ook op verzoek van werkgevers, omdat die het personeel op die manier flexibeler kunnen inzetten.
Kassamedewerkers werken met 94 procent het meest in deeltijd. In de zorg lijkt deeltijd de norm: bij verzorgenden is dat 91 procent, maar ook apothekersassistenten, verpleegkundigen (mbo) en medisch praktijkassistenten werken veel in deeltijd. Ook in de dienstverlening zijn er veel deeltijdwerkers, zoals keukenhulpen, schoonmakers, kelners en barpersoneel. Het gaat hier ook vaak om bijbaantjes van scholieren en studenten, bijvoorbeeld voor vakkenvullers en barpersoneel.
Werknemers willen niet langer werken
Hoewel er veel meer mensen deelnemen aan de arbeidsmarkt, is er bij (hoogopgeleide) jongeren ook een beweging te zien waarin werken en geld niet meer het belangrijkst zijn, merkt Hoogleraar Arbeidsmarkt Ton Wilthagen van Tilburg University. Dat is zorgwekkend, omdat de arbeidsmarkt behoefte heeft aan mensen die meer uren werken. Werkgevers moeten beter nadenken over wat werk voor hun mensen betekent, adviseert Wilthagen. Veel jongeren klagen dat er bij werkgevers maar weinig flexibiliteit is. Een gevaarlijke ontwikkeling vindt hij, “want we spelen met vuur als deze jongeren afhaken.”
Lastig is ook dat meer uren werken, netto vaak nauwelijks meer geld oplevert. Dat gebeurt vooral wanneer werknemers door hun hogere salaris geen recht meer hebben op kinderopvang- of zorgtoeslag, of op minder huurtoeslag. Tegelijkertijd gaan ze wel meer belasting en premies betalen. Dan moet het werk wel heel leuk zijn, wil je als werkgever een werknemer kunnen overtuigen om meer uren te gaan werken.
Werkgevers moeten helpende hand bieden
Joke van der Velpen, van Visma | Raet stelt dat werkgevers in gesprek moeten gaan over geldzorgen van hun werknemers. “Werkgevers kunnen bijdragen door het openen van een loket voor medewerkers die dreigen in de schulden te komen en hen vanuit daar verder te helpen.”
Hoewel het niet direct de rol van werkgevers, is het wel belangrijk dat zij kijken waar ze een helpende hand kunnen bieden. “Bijvoorbeeld door te werken met een individueel keuzebudget waarmee medewerkers vakantiedagen kunnen inruilen tegen extra salaris. Of door te kijken of de compensatie van woon-werkverkeer nog wel dekkend is en hier anders in te compenseren. Het zijn uitdagende tijden, maar ik moedig werkgevers aan bij zichzelf te rade te gaan hoe zij hierin een verschil kunnen maken. Zeker gezien geldzorgen bij medewerkers kunnen leiden tot langdurig verzuim.”