In de periode 2011–2014 verloren bijna 100 duizend werknemers van 15 tot 65 jaar hun baan via een ontslagvergunning van het UWV. Van de jongeren (15-30 jaar) had 80 procent een jaar na het ontslag weer werk. Bij 45-plussers was dit 41 procent.
Dit meldt het CBS op basis van een analyse van alle ontslagvergunningen in de periode 2011-2014.
Een kwartaal na het ontslag had 40 procent weer werk, terwijl bijna de helft afhankelijk was van een werkloosheidsuitkering. Een jaar na het ontslag was het percentage met een werkloosheidsuitkering gedaald tot 34, het percentage met werk was gestegen tot 55. Van degenen die werk hadden gevonden was 9,5 procent werkzaam als zelfstandige en 15 procent was uitzend- of oproepkracht. Het aandeel dat na ontslag geen werk en geen WW-uitkering had (10 procent) is in een jaar tijd nauwelijks veranderd. Het zijn met name mensen die een uitkering kregen in het kader van de Ziektewet of vanwege arbeidsongeschiktheid.
Hogeropgeleiden sneller weer aan de bak
Voor alle leeftijden geldt dat hoogopgeleiden na ontslag sneller werk vonden dan laagopgeleiden. Van de hoogopgeleide 30-minners had 86 procent een jaar na ontslag weer werk, van de laagopgeleide 30-minners had 74 procent weer werk. Voor 45-plussers zijn de werkhervattingspercentages naar opleidingsniveau 48 en 35. Leeftijd speelt een grotere rol bij het vinden van een baan dan opleidingsniveau. Ongeveer driekwart van de laagopgeleide jongeren was na een jaar weer werkzaam, tegen ongeveer de helft van de hoogopgeleide 45-plussers.
Nieuwe werkkring lijkt vaak op oude werkkring
Van de werknemers die een jaar na ontslag weer als werknemer actief zijn, is een groot deel in dezelfde branche werkzaam. Van degenen die niet in dezelfde branche werkzaam zijn, zijn velen terecht gekomen in de handel, de zakelijke dienstverlening, bij uitzendbureaus
MIS NIKS MEER: Schrijf je hier in voor de gratis HR-nieuwsbrief