Een extra verhoging van de AOW-leeftijd is voorlopig nog niet in zicht, omdat de levensverwachting van Nederlanders niet verder stijgt. Daarom blijft de AOW-leeftijd in 2030, net als in 2029, steken op 67 jaar en drie maanden.
Dat meldt minister Van Hijum (SZW) in een brief aan de Tweede Kamer.
De AOW-leeftijd is in Nederland gekoppeld aan de levensverwachting. Elk jaar wordt vijf jaar vooruitgekeken of deze leeftijd omhoog moet, afhankelijk van hoe lang mensen gemiddeld leven na hun 65ste verjaardag. Dit is een belangrijk gegeven voor zowel werkgevers als werknemers, omdat het invloed heeft op de planning van pensioenvoorzieningen en de inzetbaarheid van oudere medewerkers.
Geen verdere verhoging in 2030
Op basis van de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de levensverwachting van 65-jarigen in 2030 iets minder hard stijgt dan eerder gedacht. Hierdoor blijft de AOW-leeftijd voor dat jaar onveranderd op 67 jaar en drie maanden. Dit betekent dat mensen in 2030 op dezelfde leeftijd AOW krijgen als in 2029.
De overheid maakt dit besluit altijd vijf jaar van tevoren bekend om werknemers, werkgevers en pensioenverstrekkers tijdig duidelijkheid te bieden over de pensioendatum.
Coronapandemie heeft invloed op aow-leeftijd
De AOW-leeftijd wordt elk jaar opnieuw berekend op basis van de gemiddelde levensverwachting. Bij een stijging van de levensverwachting gaat de AOW-leeftijd omhoog, zodat de overheid (en pensioenfondsen) minder lang aow en pensioen hoeven te betalen. Door de hogere oversterfte tijdens de coronapandemie is de levensverwachting echter minder snel gestegen dan voorheen gedacht, en blijft de AOW-leeftijd in 2030 op hetzelfde niveau.
De wetgeving voorziet niet in een daling van de AOW-leeftijd. Zelfs als de levensverwachting zou dalen, blijft de AOW-leeftijd hetzelfde. Dit voorkomt dat de AOW-leeftijd op en neer schommelt, wat veel onzekerheid met zich mee zou brengen.
AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd
Naast de AOW-leeftijd is er ook de pensioenrichtleeftijd, die is gekoppeld aan de levensverwachting op de langere termijn. De pensioenrichtleeftijd blijft in 2026 op 68 jaar. Deze richtleeftijd is alleen nog relevant voor bepaalde overgangsregelingen.