Chinese high potentials pikken slechte werkgevers niet meer
Arbeidsmarkt dwingt tot inzet moderne P&O-instrumenten.
Werkgevers in China krijgen problemen met mondige werknemers die wat te kiezen hebben op de arbeidsmarkt. Door de slechte omstandigheden op kantoren en fabrieken in het land, vertrekken hoog opgeleide medewerkers zonder pardon naar een werkgever waar het beter is. Dat drijft de lonen op, omdat werkgevers denken dat werknemers blijven voor meer geld. Maar, naast verbetering in de arbeidsvoorwaarden, blijken Chinese werknemers nu ook gevoelig voor ontwikkelingsmogelijkeheden en flexibeler werktijden, aldus Mercer Human Resource Consulting.
De gemiddelde hoog opgeleide medewerker van 25 tot 35 jaar blijft nog maar 1 tot 2 jaar bij een werkgever. In 2004 was dat nog 3 tot 5 jaar. Bijna de helft (44%) van de bedrijven in China denkt dat medewerkers weglopen, omdat zij ontevreden zijn met de geboden arbeidsvoorwaarden.
Uit het onderzoek van Mercer blijkt dat de gemiddelde kosten voor het vervangen van medewerkers, ongeacht van welk niveau, tussen de 25% en 50% bedragen van het jaarsalaris. Om medewerkers in China aan te trekken en te behouden bieden werkgevers dus betere beloning, maar P&O-instrumenten als aantrekkelijker werk en mogelijkheden voor loopbaanontwikkeling doen nu ook hun intrede.
Meer geld werkt niet
Veel Chinese organisaties ervaren dat meer geld bieden maar kort werkt, omdat de concurrent bereid is om minimaal hetzelfde te bieden. Om talent te behouden moeten werkgevers daarom wel 'softe' maatregelen nemen zoals persoonlijke ontwikkeling, carrièreperspectief en flexibele werktijden. Deze maatregelen blijken effectiever op de langere termijn.
Als meeste gewilde maatregel voor het behoud van personeel geldt detachering naar het buitenland. Deze optie is maar voor 42% van de bedrijven in China weggelegd. De helft van de bedrijven investeert in individuele ontwikkelingsplannen. Een kwart biedt ondersteuning door een coach of mentor.