De arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer wordt minder vaak vastgelegd in een contract voor onbetaalde tijd. Meer mensen werken flex, vooral jongeren en werknemers met een lagere opleiding. Dat meldt het CBS.

In Nederland werken 7,4 miljoen mensen. Tot het begin van de recessie (eind 2008) groeide de werkzame beroepsbevolking met bijna 500 duizend personen, om daarna weer af te nemen. Per saldo zijn er de afgelopen 10 jaar toch nog 350 duizend werkenden bijgekomen.

Meer vaste contracten als het beter gaat
Het aantal werknemers met een vast arbeidscontract volgt de conjunctuur. Als de economie aantrekt, willen werkgevers hun personeel binden. Daardoor stijgt het aantal mensen met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Als het economisch slechter gaat, neemt hun aantal weer af. Maar, los van de economische omstandigheden, groeide het aantal zelfstandigen juist de hele periode tussen 2002 en 2012.

Werkzame beroepsbevolking naar arbeidsrelatie

Het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie is in 2006 en 2007 sterk gestegen en daarna gestabiliseerd. Dit jaar nam het weer iets toe. Het aantal flexwerkers lag in het derde kwartaal van 2012 ruim 340 duizend hoger dan tien jaar eerder. Er zijn vooral meer tijdelijke werknemers met uitzicht op een vast contract.

Vooral jongeren werken flex
In het derde kwartaal van 2012 had 69 procent van de werknemers een vast contract. Tien jaar eerder was dat nog 75 procent. Vooral jongeren hebben minder vaak een vaste baan. Onder 25- tot 35-jarigen daalde het aandeel met een vaste arbeidsrelatie van 77 tot 68 procent. Onder 15- tot 25-jarigen was de daling nog groter.

Laagopgeleiden hebben relatief vaak een flexibele arbeidsrelatie, hoogopgeleiden hebben juist relatief vaak een eigen bedrijf. In het derde kwartaal van 2012 had 20 procent van de laagopgeleiden een flexibel contract en 13 procent was zelfstandige. Bij de hoogopgeleiden was dat respectievelijk 14 en 17 procent.