Het Nederlandse middelbaar beroepsonderwijs zit goed in elkaar, maar de roc’s worden te ‘schools’ en sluiten niet genoeg aan op de beroepspraktijk. Vakmanschap moet daarom weer de kern vormen van lesprogramma’s.
Dit stelt prof. dr. Loek Nieuwenhuis (Open Universiteit), die internationaal literatuuronderzoek deed dat door NWO werd gefinancierd. Voor de reviewstudie ‘De creatie van publieke waarde in het mbo’ bekeek Nieuwenhuis met zijn onderzoeksteam een groot aantal internationale wetenschappelijke studies om erachter te komen hoe het Nederlandse mbo presteert en welke verbeteringen er denkbaar zijn.
Mbo wordt te schools
Het mbo bereidt mensen voor op een volwaardige deelname aan de maatschappij door hen op te leiden naar een startkwalificatie. De regionale opleidingscentra (roc’s) spelen daarnaast een belangrijke rol in het onderhoud van vakmanschap en in het wegwerken van tekortkomingen in eerdere opleidingen.
Volgens professor Nieuwenhuis zit het Nederlandse middelbaar beroepsonderwijs sterk in elkaar. De combinatie van een algemene onderwijsdoelstelling door de overheid én een economische die uit het bedrijfsleven komt, zorgt voor goede vakmensen. ‘Maar ik constateer dat het Nederlandse stelsel dreigt te verschoolsen. Het mbo mag niet richting havo groeien. Onze overheid bepaalt veel, terwijl het bedrijfsleven zich erg afwachtend opstelt. De vraag is welke plek we nu precies voor ons mbo willen in Nederland’, aldus Nieuwenhuis.
Voorbereiding op de arbeidsmarkt
Een tweede conclusie uit het onderzoek is dat het maatwerk voor de vele verschillende soorten leerlingen, nog niet overal op orde is. Er is wel veel theoriekennis aanwezig, maar te weinig systematische praktijkkennis. Nieuwenhuis pleit daarom voor kortere leerwegen van mbo naar hbo én voor onderwijs dat specifieker op de arbeidsmarkt is afgestemd. Hierdoor zou de maatschappelijke opbrengst van het Nederlandse beroepsonderwijs omhoog kunnen.
Nieuwenhuis constateert ten slotte dat de onderwijskundige kwaliteit van de roc’s permanent aandacht vereist. Roc’s moeten daarvoor beter samenwerken met bedrijven in hun omgeving en hun lerend vermogen versterken. ‘De wetenschappelijke kennis over leerprocessen moet ook beter doorsijpelen in de beroepsdomeinen, waarin de leraren werkzaam zijn. En de kennis van de werkvloer moet beter doorsijpelen naar de docenten in de klas’, aldus professor Nieuwenhuis.