De cao is al jarenlang de hoeksteen van het Nederlandse poldermodel. De afgelopen tien jaar is het echter minder vanzelfsprekend geworden dat werknemers onder een cao vallen. Het aandeel werknemers dat onder een cao valt, neemt af, terwijl het aantal zzp'ers blijft groeien. Momenteel worden de arbeidsvoorwaarden nog maar voor drie op de vijf werkenden in Nederland in een cao geregeld. Volgens cao-deskundige Giel Schikhof wordt het dan ook “tijd om na te denken over alternatieven voor het Nederlandse stelsel van collectieve arbeidsverhoudingen.”
Door: Jaap van de Moolen, MSc, Redactie Personeelsnet
Recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten zien dat de cao-dekkingsgraad tussen 2010 en 2022 is gedaald van 75,8% naar 71,8%. Het Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging stelt in een onderzoek (PDF) dat de afname van de cao-dekkingsgraad zorgelijk is, omdat in landen waar met cao’s wordt gewerkt, de loonverschillen kleiner zijn.
Minder Invloed van werkgeversorganisaties
Cao-deskundige Giel Schikhof van adviesbureau Wissenraet Van Spaendonck wijt deze ontwikkeling deels aan de “erosie van de positie van werkgeversorganisaties.” Schikhof waarschuwt dat we niet door de ondergrens moeten zakken van 55% van het aantal werknemers dat direct onder een bedrijfstak-cao valt. “Hierdoor wordt niet meer voldaan aan de representativiteitseis voor de algemeenverbindendverklaring (avv) van een cao, en dat heeft ingrijpende consequenties,” aldus Schikhof.
Want volgens Schikhof zijn activiteiten die sociale partners nu uitvoeren zonder algemeen verbindend verklaarde cao veel lastiger op bedrijfstakniveau uit te voeren. “Het gaat dan om activiteiten om te zorgen voor voldoende gekwalificeerd personeel, dat veilig en gemotiveerd de werkzaamheden kan uitvoeren en daarbij in goede gezondheid de pensioengerechtigde leeftijd kan behalen.”
Systeem van CAO's Heroverwegen?
Een belangrijke factor in de daling van de cao-dekkingsgraad is de afname van ondernemings-cao’s doordat ondernemingen zich aansluiten bij bedrijfstak-cao’s. Daarnaast speelt de avv een rol, waardoor meer werknemers onder een bedrijfstak-cao vallen, ondanks een afname in de organisatiegraad van werkgevers.
De trends in Nederland vertonen parallellen met die in Duitsland, waar de cao-dekkingsgraad eveneens sterk is gedaald. Dit kwam door groeiende onvrede onder kleine en middelgrote bedrijven met de koers van de werkgeversorganisaties. Het voorbeeld van Duitsland laat zien dat als de organisatiegraad van werkgevers begint te dalen en de verhouding met de vakbonden minder goed wordt, er gemakkelijk een negatieve spiraalbeweging kan ontstaan die moeilijk tot stilstand te brengen is.
Veranderingen in de CAO-dekkingsgraad
Hoewel het aantal werknemers onder een cao is gestegen, was deze stijging (+6,7%) minder dan de groei van het totale aantal werknemers (+12,6%). Hierdoor is de algehele cao-dekkingsgraad gedaald. De afname van de cao-dekkingsgraad wordt voor 60% verklaard door een daling in de dekking van ondernemings-cao’s en voor 40% door een daling in de dekking van bedrijfstak-cao’s. Dit is opmerkelijk, aangezien 90% van de werknemers onder een bedrijfstak-cao valt.
De daling van de cao-dekkingsgraad verschilt sterk tussen sectoren. In de sectoren vervoer en opslag, informatie en communicatie, en financiële dienstverlening is het aantal werknemers onder een cao zelfs fors gedaald, ondanks een groei in het totale aantal werknemers. Daarentegen laten sectoren met een hoge cao-dekkingsgraad, zoals openbaar bestuur, een daling zien in werkgelegenheid.
Startende bedrijven onderhandelen liever met de OR
Vooral startende bedrijven hebben geen cao. Zij sluiten zich niet snel aan bij een brancheorganisatie en regelen collectieve loonafspraken liever in overleg met de ondernemingsraad (OR). De arbeidsvoorwaarden leggen ze dan vast in een Personeelshandboek van het bedrijf.
Dit scheelt bedrijven veel ‘gedoe’, zoals overleg met de vakbonden, omdat de OR minder machtsmiddelen heeft. Vakbonden hebben expertise die zij gebruiken bij onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden, wat de OR vaak minder heeft. Ook kan de vakbond een staking uitroepen als het gewenste cao-resultaat uitblijft, iets wat de OR minder snel zal doen.
Stimulerende rol van de overheid
De overheid moet zich houden aan internationale afspraken, zoals de recente EU-richtlijn over toereikende minimumlonen, om collectieve onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden te bevorderen. Daarom zou de overheid bij aanbestedingen kunnen eisen dat bedrijven een cao hebben.
Om de dekkingsgraad te verhogen, is een sterke organisatiegraad wel cruciaal. Vakbonden kunnen daaraan bijdragen door hun ledental te vergroten, maar de verantwoordelijkheid ligt vooral bij werkgeversorganisaties. Het invoeren van een gelaagd cao-stelsel en overheidsinterventie bij aanbestedingen zijn wel oplossingen, maaar lossen niet de onderliggende structurele problemen op.
Nadenken over wijzigingen in het cao-stelsel
Giel Schikhof licht toe dat een algemeen verbindend verklaarde cao geen doel op zichzelf is. Maar een cao is wel “een onmisbaar instrument om arbeidsmarktproblemen als sociale partners gezamenlijk aan te pakken en daarmee het voortbestaan van ondernemingen en het behoud van werkgelegenheid te garanderen.”
“Ook om die reden sluit ik mij volledig aan bij de oproep van de onderzoekers om tijdig na te denken over welke alternatieven er zijn om het Nederlandse stelsel van collectieve arbeidsverhoudingen te transformeren,” stelt Schikhof. Dat moet dan zodanig worden vormgegeven “dat eventueel ook zonder het avv-instrument in zijn huidige vorm, het mogelijk blijft om ‘goede doelen’ op bedrijfstakniveau te kunnen blijven afspreken en financieren.”