SER is tegen wetsvoorstel dat concurrentiebeding regelt

Adviesraad vindt het wetsontwerp vooral heel onduidelijk.

De Sociaal Economische Raad (SER) is geen voorstander van het wetsvoorstel om het concurrentiebeding te wijzigen. Voornaamste bezwaar is dat de plannen zo onduidelijk zijn, dat de rechtszekerheid van zowel de werkgever als de werknemer in het gedrang komt.

Door een concurrentiebeding in het arbeidscontract op te nemen, kan een werkgever van de werknemer eisen dat deze na ontslag niet bij een concurrent aan de slag gaat. Het concurrentiebeding bestaat al langer, maar leidde soms tot uitwassen. Er is een praktijk gegroeid waarin juristen en rechters worstelden met de (on)mogelijkheden van het beding, waardoor het ook voor werkgevers en werknemers onduidelijk is wat er nu wel en niet mag. Daarom is de nieuwe wet ontworpen, die nu dus geen verbetering lijkt te bieden.

De Eerste Kamer had de SER november vorig jaar advies gevraagd over het wetsvoorstel waarin het concurrentiebeding wettelijk wordt geregeld. Volgens het wetsvoorstel wordt het concurrentiebeding alleen geldig als de werkgever een ‘billijke vergoeding’ aan de werknemer betaalt voor iedere maand dat het beding duurt. Bovendien mag het beding niet langer dan een jaar duren. Een beding waarbij de werkgever de werknemer verbiedt om na het einde van de arbeidsovereenkomst de klanten van de werkgever te benaderen (relatiebeding) valt volgens het wetsvoorstel niet onder de regeling van het concurrentiebeding.

Volgens de FNV waren alle SER-leden het snel eens dat de nieuwe wet geen verbetering was. Maar over een nieuwe wet verschillen de meningen. De werkgevers willen het concurrentiebeding uitbreiden, de FNV wil er het liefst helemaal van af. Op 17 maart komt de SER, naar verwachting, met een definitief oordeel over het wetsontwerp.
Doorsturen:

Neem een abonnement en download 460 exclusieve vakartikelen en 311 actuele HR-instrumenten!

Wilt u als HR-professional ook niks meer missen op uw vakgebied?