CAO-bepalingen belemmeren de kansen op werk.

Overheid, werkgevers en vakbonden willen meer lager opgeleiden aan het werk helpen. Werkgevers blijken best bereid om functies zodanig aan te passen, dat ze ook kansen bieden voor laag opgeleiden. Maar in de praktijk lopen ze tegen een berg problemen aan.

Wat helpt, zijn arrangementen die 'het gedoe' voor werkgevers verminderen. Bijvoorbeeld door de verantwoordelijkheid voor de scholing en begeleiding van laag opgeleiden over te nemen, meldt het OSA Institute for Labour Studies van de Universiteit van Tilburg.

Het OSA-onderzoek 'Inzet van lager opgeleiden op de Nederlandse arbeidsmarkt: werkgevers aan zet' inventariseert welke mogelijkheden er zijn om lager opgeleiden in bedrijven in te zetten. Het beschrijft ook welke belemmeringen daarbij een rol spelen.

Belemmeringen door CAO
Een vijfde van de organisaties in Nederland heeft de afgelopen twee jaar al functies aangepast voor laag geschoolden. Tweederde van de organisaties vindt dat daarmee de mogelijkheden min of meer zijn uitgeput. Een derde denkt dat er nog wel meer opties bestaan.

De beste kansen voor de inzet van laag geschoolden liggen in de zorgsector. Daar stelt 40 procent van de werkgevers dat verdere functieaanpassing mogelijk is. Ook gaat het daar om het grootste aantal functies.

Belemmeringen zien werkgevers vooral in CAO-bepalingen over functie-ordening en functie-indeling. Daarnaast is extra scholing nodig om laag opgeleiden tot net iets meer in staat te stellen dan zij nu kunnen.

Hulp zeer welkom
Als er meer lager opgeleiden komen werken, neemt ook de noodzaak toe om het werk strakker te plannen en beter te organiseren. Hulp van gespecialiseerde organisaties bij de scholing, de organisatie van het werk en de begeleiding van laag opgeleiden is bij veel werkgevers dan ook zeer welkom.

Die hulp kan meer werkgevers over de streep trekken om actief werk te maken van de inzet van laag opgeleiden op de Nederlandse arbeidsmarkt, stelt OSA.