Lagere lonen of spreidingsbeleid helpen niet om naar buitengebieden te trekken.
Een bedrijf vestigt zich het liefst in de buurt van toeleveranciers en grote afzetmarkten, vanwege lage handelskosten en de beschikbaarheid van lokaal aanwezige kennis. Doordat dit voor de meeste Europese bedrijven geldt, ontstaan kernregio’s (zoals de Randstad in Nederland). Die blijken productiever te zijn, maar de lonen liggen er wel hoger. Dat melden onderzoekers van ondermeer het Centraal Planbureau, in de publicatie ‘New Economic Geography, Empirics and Regional Policy’.
Doordat bedrijven en werknemers in kernregio’s bij elkaar klonteren, komt er weinig terecht van de spreiding van economische activiteit. Zo kan een weg of een railverbinding in economisch achtergebleven gebieden wel helpen om daar de economische activiteit te verbeteren. Maar de kernregio profiteert er nog meer van, omdat treinen en (vracht)auto’s ook beter de perifere regio kunnen bereiken. Aanleg van wegen en spoorwegen om de ontwikkeling van perifere regio’s te bevorderen, kan dus onbedoeld tot het tegengestelde resultaat leiden.
Veel bedrijven vinden dat het produceren in kernregio’s zo veel voordelen heeft, dat zij niet overwegen om naar buitengebieden te trekken, ondanks de lagere lonen. Verschillen in productiviteit en lonen tussen regio’s zullen daarom altijd blijven bestaan. Steeds vaker wordt volgens de onderzoekers dan ook onderkend dat de spreiding van economische activiteit naar regio’s met onvoldoende economische massa, ondoelmatig is. Op de lange termijn kunnen de perifere regio’s mobiele bedrijven namelijk niet vasthouden.