In juni 2021 boekten pensioenfondsen mooie resultaten. Ze kunnen bovendien terugkijken op een goed eerste half jaar. De gemiddelde dekkingsgraad steeg in de afgelopen zes maanden van 100 naar 110%. Daarmee discussiëren pensioenbestuurders nu niet meer over tekorten, maar over overschotten. Maar het herstel is nog broos: de situatie kan zo weer omslaan.
Dat de indicatieve gemiddelde dekkingsgraad steeg naar 110%, kwam vooral doordat de beleggingsportefeuille flinke rendementen noteerde. Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon, wereldwijd dienstverlener op het gebied van risico-, pensioen- en gezondheidsoplossingen, die dagelijks de hoogte van de gemiddelde dekkingsgraad bijhoudt.
Discussie over overschotten in plaats van tekorten
Met mooie resultaten over juni maakten de fondsen een goed eerste half jaar door. De fondsen stonden op 1 januari nog gemiddeld op een dekkingsgraad van 100%. Nu ligt deze op 110%, ongeveer 10%-punten stijging in zes maanden tijd.
Dat betekent dat er een sterk herstel heeft plaatsgevonden en dat fondsen die eerst dachten met kortingen te maken te hebben, nu mogelijk eerder aan indexeren kunnen denken. Ook fondsen die met hun toekomst bezig zijn, krijgen andere opties in beeld. Maar de ontwikkelingen kunnen snel gaan en deze situatie zo weer kan omslaan.
Wat kunnen fondsen doen met overschotten?
“Het is positief dat pensioenfondsen er weer wat beter voorstaan en de kortingsdreiging wat is verminderd. Hiermee komt het denken over indexeren weer wat dichterbij”, zegt Frank Driessen van Aon.
“Maar toch zal dit fondsen bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel ook voor een lastige opgave stellen. Stop je overschotten in een compensatiedepot ten gunste van de actieven, of gaat het in een solidariteitsreserve waar de uitkeringsgerechtigden misschien meer profijt van hebben? De voorbereiding op het nieuwe contract brengt lastige keuzes met zich mee en in een dergelijk omvangrijk besluitvormingstraject is zorgvuldigheid van belang.”
Rente gelijk gebleven, beleggingen meer waard
De rente daalde beperkt in juni. De Ultimate Forward Rate (UFR), waarmee pensioenfondsen de waarde van hun toekomstige verplichtingen berekenen, daalde door de gefaseerde overgang naar de nieuwe pensioensystematiek. Door deze twee effecten nam de waarde van de verplichtingen toe met ongeveer 0,9%.
Aandelenkoersen stegen omdat beleggers meer vertrouwen hebben in het verdere herstel van de economie. De financiële markten lieten positieve rendementen zien. De aandelen van ontwikkelde, opkomende markten en vastgoed stegen met ruim 3%. In de vastrentende waardenportefeuille werd slechts een beperkt positief rendement behaald omdat het niveau van de rente nagenoeg gelijk bleef. De totale portefeuille behaalde een positief rendement van ruim 2%.