Terwijl de economie als een dolle groeit en de werkloosheid afneemt naar een laagterecord, willen de lonen maar niet écht stijgen. Werkgevers betalen gemiddeld net ietsje meer dan de geldontwaarding, zodat werknemers niets merken van de economische voorspoed. Hier worden acht mogelijke oorzaken tegen het licht gehouden.
In een recent themabericht analyseren Barbara Baarsma (Directeur Kennisontwikkeling Rabobank) en Nic Vriezelaar (Econoom bij RaboResearch Nederland) waarom de loonontwikkeling in Nederland beperkt blijft.
Bijzonder aan de huidige situatie is, dat de lonen gelijk blijven terwijl werkgevers steeds moeilijker aan gekwalificeerd personeel kunnen komen. Volgens bestaande economische modellen zouden de lonen dan over de hele linie breed moeten stijgen, maar in de praktijk gebeurt dat niet: per saldo gingen medewerkers er maar 0,1 procent in werkelijke koopkracht op vooruit.
Beter onderhandelen vanuit vaste dienst
Toen het derde kabinet Rutte vorig jaar aantrad, beloofde het dat Nederlanders in 2019 gaan merken dat het beter gaat met de economie. Op Prinsjesdag presenteert het kabinet de begroting voor volgend jaar, waar ook belastingverlaging in zal zitten voor werkenden.
Maar zonder échte loongroei wordt het heel moeilijk om de belofte voor meer koopkracht waar te maken, waarschuwen de Rabo-economen. Ze adviseren het kabinet om maatregelen te nemen waardoor meer mensen in vast dienst kunnen komen. Want werknemers in vaste dienst kunnen hardere looneisen stellen en hebben dus een sterkere onderhandelingspositie dan allerlei flexkrachten. Zo kunnen de lonen op termijn wellicht toch wat meer omhoog gaan.
Hierdoor blijft de loonontwikkeling beperkt
Om te weten, wat de oorzaak is van de achterblijvende loonstijging, houden de Rabo-economen acht mogelijke oorzaken tegen het licht.
Acht redenen waarom de lonen niet stijgen |
1. Geld gaat naar software, niet naar mensen |
2. In het buitenland werken ze goedkoper Als beheersing van de Nederlandse taal geen harde eis is, kunnen werkgevers dus kiezen uit een steeds grotere vijver van werknemers. Misschien is de arbeidsmarkt dus minder krap dan je op het eerste gezicht zou denken. En mogelijk stijgen de cao-lonen daardoor ook niet. |
3. De reservebank is nog niet leeg Verder konden werkgevers nog mensen inzetten die (deels) op de reservebank zaten: veel parttimers willen best wat extra uren werken en flexwerkers komen graag in (vaste) dienst. Maar die reservebank raakt wel geleidelijk aan leeg. |
4. Personeelskosten zijn (te) hoog |
5. Voorspellingen over prijspeil zaten ernaast De inzet voor de cao-onderhandelingen was achteraf gezien dus te laag, maar werkt wel nog een tijd door in de cao-lonen. |
6. Slechte bedrijven krijgen toch nog leningen |
7. Zwakkere vakbonden, onzekere flexwerkers Daarnaast kunnen werkgevers de vakbonden (en het zittend personeel) uitspelen tegen zzp’ers die tegen lage tarieven werk willen uitvoeren. |
8. Loon is minder belangrijk dan (vrije) tijd |