De regels rondom ziekteverzuim en re-integratie moeten veranderen, vinden vakbonden, werkgevers en de minister van SZW, want zowel in de regelgeving als in de praktijk lopen dingen nu mis. Bijvoorbeeld door onvoldoende wisselwerking tussen de bedrijfsarts en de keuringsarts van het UWV. Maar het gaat ook mis bij de beoordelingssystematiek, waardoor langdurig zieke mensen soms tussen wal en schip terecht komen. Kleinere en middelgrote werkgevers krijgen meer mogelijkheden om de re-integratie soepeler te laten verlopen, vooral in het tweede ziektejaar. Ze kunnen ook eerder een vervanger aanstellen voor de zieke medewerker.
Werkgevers, vakbonden en het kabinet hebben afspraken gemaakt over noodzakelijke wijzigingen in het stelsel van re-integratie. De afspraken zijn onderdeel van een omvangrijk arbeidsmarktpakket. Zij waren het eens over de volgende uitgangspunten:
Uitgangspunten voor nieuwe afspraken over re-integratie: |
|
Zekerheid over zieke werknemer voor kleine en middelgrote werkgever
Kleinere ondernemingen zijn de ruggengraat van de Nederlandse economie. Maar veel kleine ondernemers hebben grote moeite met het aannemen van personeel, omdat ze bevreesd zijn dat werknemers ziek worden. Ze moeten daarvoor een dure verzekering afsluiten, veel aandacht besteden aan re-integratie, het loon doorbetalen (als ze daarvoor niet verzekerd zijn) en kunnen geen vervanger aanstellen. Voor dit laatste probleem heeft de minister een oplossing gevonden.
Want als een werknemer langdurig ziek is, blijven werkgevers nu te lang in onzekerheid of een zieke werknemer nog terugkeert. Het is dan niet mogelijk om tijdig een vervanger in (vaste) dienst te nemen. Daarom krijgen kleine werkgevers na één jaar ziekte van een medewerker duidelijkheid over de vraag of ze een medewerker structureel kunnen laten vervangen.
Wijzigingen in het tweede ziektejaar
Het tweede jaar van de re-integratie van langdurig zieke werknemers, gaat zich in principe richten op het tweede spoor (waarbij er een poging wordt gedaan om de zieke werknemer te plaatsen bij een andere werkgever).
Kleine en middelgrote werkgevers (tot en met 100 werknemers) kunnen al na één ziektejaar van de werknemer duidelijkheid krijgen over de mogelijkheid van duurzame vervanging van deze medewerker, zodat zij hun bedrijfsvoering kunnen voortzetten.
Voor de meeste zieke werknemers geldt dat zij bij hun eigen werkgever het werk kunnen hervatten, maar in samenspraak met de werkgever kunnen ze besluiten dat re-integratie bij de eigen werkgever (‘eerste spoor’ re-integratie) niet meer in de rede ligt. Als ze daar samen niet uitkomen, moet de werkgever aan UWV een oordeel vragen. UWV toetst op drie onderdelen:
Als alle onderdelen van de toets positief uitvallen, krijgt de werkgever toestemming om de re-integratie in het tweede ziektejaar volledig op het tweede spoor te richten (bij een andere werkgever). Voor de werkgever is dan duidelijk dat hij geen plek meer beschikbaar hoeft te houden voor de werknemer en de zieke medewerker duurzaam kan vervangen.
Werkgever blijft nog steeds verantwoordelijk voor re-integratie
Als de werknemer alsnog volledig herstelt in het tweede jaar, blijven de werkgever en de werknemer zich inzetten voor werkhervatting bij een andere werkgever. De werknemer houdt recht op loondoorbetaling gedurende het tweede jaar als hij volledig is hersteld, ook als hij niet terugkeert bij zijn eigen werkgever of nog niet bij een andere werkgever aan het werk is gegaan.
Het blijft mogelijk voor werkgever en werknemer om maatwerkafspraken te maken tijdens de ziekteperiode, als dat de re-integratie bevordert. Mocht de werknemer in het tweede jaar herstellen, en als de werkgever nog geen duurzame vervanging heeft geregeld, dan houdt de werknemer recht om zijn eigen functie weer te gaan vervullen.
Om de re-integratie in het tweede spoor succesvoller te maken, hebben werkgevers, werknemers en de overheid afgesproken om werkgevers en werknemers hiervoor extra te ondersteunen. Bijvoorbeeld met kwalitatief goede partijen die helpen om het tweede spoortraject vorm te geven, het in kaart brengen van kansrijke perspectieven op werk en eventueel benodigde omscholing.
Na het tweede ziektejaar
Als de re-integratie in het eerste spoor na het eerste jaar afgesloten is en de werknemer nog niet geheel hersteld is na twee jaar, beperkt de toets op de re-integratie-inspanningen (RIV-toets) bij een WIA-aanvraag zich tot het tweede spoor in het tweede ziektejaar.
Het opzegverbod eindigt na twee jaar, tenzij UWV een loonsanctie oplegt vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen. Als alles goed is verlopen, mag de arbeidsovereenkomst na toestemming van UWV worden opgezegd na het tweede jaar. UWV toetst eerst wel of er toch geen (aangepaste) arbeidsplaats beschikbaar is bij de werkgever:
Voor grote werkgevers verandert er niets
Voor grotere werkgevers blijven de huidige re-integratieverplichtingen gelden. Zij hebben meer mogelijkheden om in de eigen organisatie passend werk te creëren voor werknemers die aan het re-integreren zijn.
De grens van werkgevers tot en met 100 werknemers draagt daarnaast bij aan de uitvoerbaarheid en betaalbaarheid van deze maatregel. De maatregel zal gelden voor zo’n 98% van de werkgevers die samen goed zijn voor ongeveer 35% van de totale loonsom in Nederland.
Rol bedrijfsarts
De bedrijfsarts heeft een belangrijke rol bij het re-integratietraject, maar er is een schreeuwend tekort aan bedrijfsartsen. Weinig basisartsen worden hiervoor opgeleid, er zijn te weinig opleidingsplekken en de hoge kosten zitten in de weg. Andere medische specialismen worden met publiek geld betaald, maar de opleiding van de bedrijfsarts komt voor rekening van bedrijven en instellingen.
De sector zelf is niet in staat om dit tekort aan opleidingsplekken zelfstandig op te lossen. Daarom gaat de minister als noodmaatregel in 2023 en 2024 financieel hulp bieden voor de opleidingen en kwaliteitsverbetering van bedrijfsartsen.
Wetsvoorstel ingetrokken
Het kabinet heeft de onafhankelijke commissie Toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) ingesteld. OCTAS heeft als taak om een fundamentele herbezinning op ons stelsel rondom ziekte en arbeidsongeschiktheid uit te voeren. De commissie rapporteert begin 2024; tot die tijd neemt de minister geen grote beslissingen over het stelsel. Wel trekt de minister een wetsvoorstel in die de keuring bij UWV soepeler moest laten verlopen, RIV-toets UWV door arbeidsdeskundigen. De werking daarvan zou de resultaten van de commissie in de weg kunnen zitten.