In het derde kwartaal van 2024 laten de lonen in Nederland een wisselend beeld zien. De cao-lonen zijn in dit kwartaal met 6,8% gestegen ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder, terwijl het modale inkomen slechts met 1,17% is toegenomen.
Deze gegevens komen uit zowel cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) als uit de eerste Loonindex van Van Spaendonck.
Loonontwikkeling niet overal gelijk
De loonontwikkelingen in Nederland laten een gemengd beeld zien in het derde kwartaal van 2024. Terwijl cao-lonen fors stijgen, blijft de groei van het modale inkomen en de daadwerkelijk uitbetaalde lonen relatief bescheiden.
De loonstijgingen variëren bovendien sterk per sector, met forse toenames in de particuliere sector en specifieke branches zoals de kappersbranche en glastuinbouw, terwijl andere sectoren, zoals het onderwijs, achterblijven. Voor werkgevers is het belangrijk om deze verschillen in de gaten te houden, aangezien deze ontwikkelingen een indicatie geven van de dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt.
Cao-lonen stijgen, maar modaal blijft achter
De cijfers van het CBS tonen aan dat de cao-lonen in het derde kwartaal van 2024 met 6,8% zijn toegenomen. Dit is gelijk aan de stijging die werd gemeten in het vierde kwartaal van 2023, wat toen de hoogste loonstijging in ruim veertig jaar was. De reële cao-loonstijging, gecorrigeerd voor inflatie, kwam uit op 3,1%. Dit is lager dan in de afgelopen drie kwartalen, maar nog steeds een verbetering ten opzichte van een jaar eerder, toen er een reële afname van 1,4% was.
In tegenstelling tot de forse cao-loonstijging, steeg het modale inkomen – het meest representatieve inkomen waarbij de helft van Nederland meer en de andere helft minder verdient – slechts met 1,17% ten opzichte van het tweede kwartaal van 2024, blijkt uit de Loonindex van Van Spaendonck. Het modale inkomen bedraagt nu € 3.307,02 exclusief vakantiegeld en variabele beloningen.
Sectorale verschillen in loonontwikkeling
De loonstijgingen verschillen sterk per sector. In de particuliere sector zijn de cao-lonen het meest gestegen, met 7,3%. In de gesubsidieerde instellingen, die voornamelijk de zorgsector omvatten, stegen de lonen met 7,1%, terwijl de overheid een stijging van 5,4% noteerde. Opvallend is dat de lonen in het onderwijs met slechts 2,1% het minst stegen in dit kwartaal, terwijl de lonen in het onderwijs een jaar eerder nog met 10% toenamen.
Uit de Loonindex van Van Spaendonck blijkt verder dat de grootste loonstijging in het derde kwartaal van 2024 te vinden is in de kappersbranche, waar de lonen met maar liefst 12% toenamen na een cao-verhoging op 1 juli 2024. Ook in sectoren als de glastuinbouw (7,8%) en de pluimveesector (6,4%) werden significante loonstijgingen geregistreerd.
Vergelijking tussen cao-lonen en uitbetaalde lonen
Uit de analyse van Van Spaendonck blijkt dat werknemers tussen de 43 en 47 jaar het hoogste gemiddelde inkomen hebben, namelijk € 3.684,21. Regionaal gezien verdienen werknemers in de provincie Utrecht het meest, gevolgd door Noord-Holland en Zuid-Holland. In Utrecht ligt het inkomen 6,8% boven het landelijke gemiddelde, terwijl in Zeeland de inkomens 15% lager liggen dan in Utrecht.
Hoewel de cao-lonen dus aanzienlijk zijn gestegen, blijft de stijging van de daadwerkelijk uitbetaalde lonen achter bij deze trend. Van Spaendonck’s Loonindex, die gebaseerd is op 1,2 miljoen geanonimiseerde loonstroken van 145.000 Nederlandse bedrijven, toont een stijging van slechts 1,17% in de uitbetaalde lonen in het derde kwartaal van 2024. Deze groei is weliswaar lager dan de cao-stijging, maar ligt wel in lijn met de ontwikkeling van het modale inkomen. Het minimumloon steeg in dezelfde periode met 3,09%.