Werkgevers die geraakt zijn door de coronacrisis en daarom loonkostensubsidie hebben ontvangen uit de eerste NOW-regeling, moeten vanaf woensdag 7 oktober de exacte gegevens over hun omzetverlies doorgeven. Het UWV berekent daarna waar de werkgever precies recht op heeft. Afhankelijk van de uitkomst krijgt de werkgever een nabetaling of een terugvordering. Let wel op: wie geen aanvraag doet voor definitieve subsidievaststelling, moet alles terugbetalen.

De eerste Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW 1.0) moest zoveel mogelijk werkgelegenheid behouden tijdens de eerste maanden van de coronacrisis. Werkgevers met minimaal 20 procent omzetverlies over een periode van drie maanden, kregen een tegemoetkoming in de loonkosten voor de maanden maart tot en met mei, op voorwaarde dat ze hun personeel gewoon doorbetaalden.

Zo’n 140.000 werkgevers kregen een voorschot toegekend en uitbetaald door UWV. In totaal ging het daarbij om een bedrag van bijna 8 miljard euro.

Wie geen aanvraag doet, moet alles terugbetalen
De betaalde voorschotten waren gebaseerd op de loonsom van januari en het door de werkgever zelf opgegeven verwachte omzetverlies. Om de definitieve tegemoetkoming te bepalen, kijkt UWV naar de daadwerkelijke omzetdaling en de loonsom over de subsidiemaanden maart, april en mei. Als teveel is betaald, volgt een navordering; als te weinig is uitgekeerd krijgt de ondernemer een nabetaling.

UWV stuurt deze week een uitgebreide mailing naar alle 140.000 werkgevers over het vaststellingsproces. De betreffende werkgevers hebben daarin een belangrijke verantwoordelijkheid. Ze moeten zelf de aanvraag indienen voor de definitieve subsidievaststelling en ze moeten een opgave doen van hun daadwerkelijke omzetverlies over drie maanden.
Let wel op: wie geen aanvraag doet voor een definitieve subsidievaststelling, moet het volledige voorschot terugbetalen.

Verklaring boekhouder of accountant nodig
Boven een voorschotbedrag van 20.000 euro (of een definitief subsidiebedrag van 25.000 euro), is een verklaring van een ‘deskundige derde’ nodig, zoals een boekhouder of een administratiekantoor. De verklaring van de deskundige derde geeft het UWV meer zekerheid over de juistheid van de omzetcijfers.

Boven een voorschotbedrag van 100.000 euro (of een definitief subsidiebedrag van 125.000 euro) is bovendien een accountantsverklaring verplicht. Als er sprake is van een concern met meerdere aanvragen, geeft het totaalbedrag uitsluitsel over welke verklaring nodig is.

Langere termijnen, ook door controle
Werkgevers die geen accountantsverklaring nodig hebben, krijgen 24 weken om de aanvraag in te dienen. Werkgevers die wel zo’n verklaring nodig hebben, hebben 38 weken de tijd. UWV heeft vervolgens maximaal 52 weken om de aanvraag af te handelen. UWV heeft zo lang nodig omdat sprake zou zijn van een ‘complex controle- en berekenproces’. Per aanvraag moet veel informatie worden verwerkt uit verschillende bronnen.

Die informatie kan ook komen van het ministerie van SZW. De directie Uitvoering Van Beleid voert namelijk steekproefsgewijs en risicogericht controles uit op de omzetverklaringen. Zij kunnen werkgevers om aanvullende gegevens vragen en nader onderzoek doen. Ook is er een samenwerkingsverband opgezet tussen UWV, FIOD, Belastingdienst en Inspectie SZW om op basis van signalen en meldingen mogelijke fraude op te sporen en aan te pakken.

Tool om eindafrekening in te schatten
Als de omzet uiteindelijk meeviel, kan een flink deel van de werkgevers te maken krijgen met een terugvordering. Dat kan ook het geval zijn doordat hun loonsom is gedaald.

Op de website www.simulatienow.nl staat een rekentool waarmee werkgevers kunnen inschatten hoe hoog het definitieve subsidiebedrag wordt en welk bedrag ze uiteindelijk moeten terugbetalen of als nabetaling mogen ontvangen. Werkgevers die te maken krijgen met een terugvordering kunnen, afhankelijk van hun situatie, een betalingsregeling treffen met het UWV.

MIS NIKS: Abonneer je op de gratis Personeelsnet-nieuwsbrief