Over flexwerk wordt wel gedacht dat het een goede opstap is naar een vaste baan. Maar dat blijkt een privilege dat vooral voor hoogopgeleiden is weggelegd. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt, maken veel flexwerkers vooral kans op werkloosheid. Uiteindelijk vindt iets meer dan een kwart van alle flexibele arbeidskrachten na drie jaar vast werk.
Dat becijfert het CBS, op basis van onderzoek naar 686 duizend werknemers die in 2012 begonnen met flexwerk.
Hoe hoger, hoe vaster
Hoe hoger de opleiding, hoe groter het percentage van de flexwerkers dat terechtkomt in een vaste baan. Want van de hoger opgeleiden die in 2012 begonnen in een flexibele baan, stroomde 36 procent in de drie jaar daarna door naar een vast contract. Van de lager opgeleiden was dat maar 17 procent.
Van de mensen die in 2007 flexibel gingen werken, vond 35 procent in de volgende drie jaar een vaste baan. Van de instromers van 2011 was dat in 2014 nog maar 26 procent. Maar In de loop van 2014, is het aantal tijdelijke werknemers met uitzicht op vast werk weer wat gaan toenemen.
Een op de vijf blijft in flexibele schil
Van de werknemers die in 2012 gingen flexwerken, stroomde een kwart (26 procent) uit naar een vaste baan. Eén op de vijf (20 procent) zat in de volgende drie jaar nog in de flexibele schil. Zij hadden een flexbaan of zaten korte tijd zonder werk tussen twee flexbanen.
Met de andere helft verliep het niet zo goed: 29 procent kreeg uitkering, terwijl 20 procent van de arbeidsmarkt verdween zonder werk of uitkering. Wel ging 7 procent als zelfstandige aan de slag.
Vrouwen doen het beter
Vrouwen stromen vaker door naar vast werk, terwijl 55-plussers vaker uitstromen naar een (pensioen)uitkering. Verder gaan werknemers met een Nederlandse achtergrond vaker naar een vaste baan dan werknemers met een migratieachtergrond. Daarbij speelt mee dat jonge vrouwen (tot 45 jaar) en werknemers met een Nederlandse achtergrond vaker hoger zijn opgeleid.