Werknemers die invloed hebben op de organisatie van hun eigen werk, verwachten dat zij langer kunnen doorwerken dan medewerkers met minder autonomie in hun werk. Dat blijkt uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2011.
Werknemers die invloed hebben op de organisatie van hun eigen werk, verwachten dat zij langer kunnen doorwerken dan medewerkers met minder autonomie in hun werk. Dat blijkt uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2011.
Zoals het er nu naar uitziet, verhoogt het kabinet de pensioengerechtigde leeftijd vanaf 2013 stapsgewijs. Uiterlijk in 2019 wordt een pensioengerechtigde leeftijd van 66 bereikt, en uiterlijk in 2024 een leeftijd van 67.
Tussen 2006 en 2011 steeg de gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gaan, al van 61 naar ruim 63 jaar.
Ouderen: anderhalf jaar langer doorwerken kan
Eind 2011 hebben TNO en CBS via de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden aan bijna 23.000 werknemers gevraagd tot welke leeftijd zij denken – lichamelijk en geestelijk – in staat te zijn om hun huidige werk voort te zetten.
Werknemers van 55 jaar en ouder denken hun huidig werk te kunnen volhouden tot een leeftijd van gemiddeld 64,7 jaar. Dat is anderhalf jaar later dan werknemers nu met pensioen gaan.
Tussen de beroepen zijn er verschillen in de leeftijd tot waarop werknemers – naar hun verwachting – kunnen doorwerken. Deze verschillen hangen samen met de lichamelijke en geestelijke belasting van hun beroepen.
Managers en specialisten
De leeftijd tot waarop oudere werknemers verwachten te kunnen doorwerken, varieert tussen de beroepsgroepen van gemiddeld 63,8 jaar tot 66,0 jaar.
Leidinggevenden en (vak-)specialisten denken het langst te kunnen doorwerken.
Het minst optimistisch hierover zijn de werknemers in de gezondheidszorg en in ambachtelijke, industriële en agrarische beroepen. Al verwachten deze groepen wel dat zij in staat zijn om bijna een jaar langer door te werken dan de daadwerkelijke leeftijd waarop werknemers nu met pensioen gaan.
Arbeidsomstandigheden
De verschillen tussen de beroepsgroepen hangen volgens de onderzoekers voor een groot deel samen met verschillen in arbeidsomstandigheden. Naarmate de lichamelijke belasting in het beroep groter is, verwachten werknemers minder lang te kunnen doorwerken. Dit geldt vooral voor ambachtelijke, industriële en agrarische beroepen.
Ook de geestelijke belasting hangt samen met de leeftijd tot waarop werknemers denken te kunnen doorwerken. Werknemers die hun werk zelf kunnen inrichten en regelen, verwachten over het algemeen langer te kunnen doorwerken dan werknemers met minder autonomie in het werk.
Top 6: Autonomie in het werk
Maar hoe het staat dan met autonomie in het werk? Ook daarvan geeft de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden een beeld.
In volgorde van het aantal werknemers dat deze autonomie ervaart:
1 Zelf oplossingen bedenken om bepaalde dingen te doen (68%)
2 Zelf volgorde werkzaamheden bepalen (63,5%)
3 Zelf beslissen hoe de werknemer zijn werk uitvoert (61,2%)
4 Zelf werktempo regelen (59,3%)
5 Verlof opnemen wanneer de werknemer dat wil (49,3%)
6 Zelf bepalen op welke tijden de werknemer werkt (21,9%)
Ook bij autonomie in het werk geldt dat de ene sector de andere niet is. Werknemers in de ‘informatie en communicatie’ en het ‘openbaar bestuur’ ervaren de meeste autonomie. De minste ruimte om hun eigen werk in te richten, hebben werknemers in de horeca, de landbouw en het onderwijs.
Autonomie op HR-agenda
Een verbetering van de arbeidsomstandigheden staat al heel lang op de HR-agenda. Nu langer doorwerken zo’n belangrijk issue is geworden, agendeert dit onderzoek daarnaast ook een vergroting van de autonomie van de werknemers.
Lees meer over de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2011: