Hoewel het individueel keuzebudget bij steeds meer werkgevers oprukt, ontvangen nog steeds veel werknemers deze maand hun vakantiegeld. En voor de meeste werknemers valt het netto vakantiegeld iets hoger uit door lagere belastingtarieven.
Bij een modaal inkomen verdien ontvangt de werknemer in 2022 netto vier euro meer aan vakantiegeld dan in 2021. Twee keer modaal ontvangt acht euro meer. Alleen werknemers die minder verdienen dan het fulltime minimumloon van € 1.725 bruto per maand, krijgen dit jaar minder iets minder vakantiegeld gestort dan in 2021. Deze cijfers volgen uit berekeningen van HR- en salarisdienstverlener ADP, die jaarlijks inzichtelijk maakt wat werknemers onder de streep meer of minder overhouden.
Overigens betekent vakantiegeld officieel ‘loondoorbetaling tijdens verlof’ terwijl vakantiebijslag de extra beloning is die de werknemer financieel in staat moet stellen om daadwerkelijk op vakantie te gaan. “Vakantiebijslag is dus de officiële benaming van wat in de volksmond wordt aangeduid als vakantiegeld,” aldus Dik van Leeuwerden van ADP.
Opkomst individuele keuzebudget
Steeds meer organisaties en bedrijven hanteren tegenwoordig overigens een zogenoemd individueel keuzebudget. Hierdoor is het traditionele vakantiegeld in mei minder populair. Bij een individueel keuzebudget stort de werkgever een evenredig deel van het vakantiegeld en eventueel eindejaarsuitkering maandelijks in een spaarpotje.
Het is vervolgens aan de werknemer, binnen de spelregels van het keuzebudget, wanneer en hoe het bedrag wordt uitgekeerd. “Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om het te laten uitbetalen vanwege een onverwachte grote uitgave of belastingvrij opnemen in verband met de kosten van een studie”, aldus Van Leeuwerden. “Juist in deze tijd van financiële onzekerheid kan dit werknemers een uitkomst bieden.”
Vakantiegeld gebruikt om achterstanden te betalen
Uit diverse onderzoeken blijkt ook dat vakantiegeld vaker wordt gebruikt om maandelijkse lasten of achterstanden te kunnen betalen. Veel werknemers met financiële problemen moeten hun vakantiegeld daarom naar de deurwaarder overmaken, want vakantiegeld valt onder het loonbeslag. De werknemer heeft wel recht op een beslagvrije voet. Dit is het minimumbedrag dat moet overblijven om in de basiskosten van het levensonderhoud te voorzien. In de meeste gevallen wordt hier echter al in het reguliere loon rekening mee gehouden. In dat geval valt het volledige vakantiegeld onder het loonbeslag.
Van Leeuwerden: “Alleen als de werknemer minder verdient dan de beslagvrije voet, is dit anders. Verdient de werknemer per maand bijvoorbeeld 30 euro minder dan de voor hem geldende beslagvrije voet, dan mag hij 360 euro van het netto vakantiegeld houden. Het restant moet dan alsnog naar de deurwaarder. Het is voor werkgevers verstandig om in dit soort gevallen dit vooraf goed af te stemmen met de coördinerende deurwaarder. Blijkt immers dat te weinig is overgemaakt, dan is de werkgever aansprakelijk en zal alsnog terugvorderen op de werknemer lastig zijn.”
Betaal je meer belasting over vakantiegeld?
Het antwoord op de vraag of je meer belasting over vakantiegeld betaalt, is complex. Want bij een bruto uitbetaling van vakantiegeld houd je netto niet hetzelfde over dan wanneer je datzelfde bedrag als maandloon van bruto naar netto zou berekenen. Toch betaal je niet meer belasting over het vakantiegeld. Bij de berekening van het reguliere nettoloon wordt voor elke periode een bijbehorend jaarloon berekend. Met incidentele beloningen zoals vakantiegeld wordt dan geen rekening gehouden. Het belastingtarief en de hoogte van de heffingskortingen worden op dat jaarloon afgestemd. Deze jaaruitkomsten worden bij maandverloning door twaalf gedeeld, zodat de te betalen loonheffing en de te verrekenen heffingskortingen evenredig worden verdeeld over twaalf tijdvakken.
Als daarbovenop een extra beloning wordt uitgekeerd, zoals vakantiebijslag of een bonus, verandert niet zozeer het belastingtarief maar is dit van invloed op de hoogte van de heffingskortingen. Het jaarinkomen stijgt door deze incidentele betaling, maar daar wordt bij de berekening van de periodieke betalingen geen rekening mee gehouden. Dat moet wel om de heffingskortingen tot het juiste bedrag te berekenen. Afhankelijk van je jaarinkomen wordt bij een incidentele betaling bepaald hoeveel je via een verrekeningspercentage moet optellen bij of aftrekken van het standaard belastingtarief, om de heffingskortingen direct te laten aansluiten. Concreet betekent dit dat bij een jaarinkomen tot € 21.300 het reguliere belastingtarief wordt verlaagd omdat er nog heffingskorting te verrekenen is. Bij een jaarinkomen hierboven wordt het reguliere belastingtarief verhoogd omdat de heffingskorting wordt verlaagd. Het verrekeningspercentage is op de loonstrook zichtbaar.