De Nederlandse arbeidsmarkt verandert enorm snel. Met volop goed betaald werk voor hogeropgeleiden en een constante vraag naar laagopgeleiden. Kind van de rekening zijn mbo’ers, want zij doen werk dat eenvoudig door computers wordt overgenomen. Wie het in zich heeft, probeert daarom hogerop te komen, meldt het Centraal Planbureau.
Dat valt op te maken uit het zeer lezenswaardige onderzoek Loonongelijkheid in Nederland stijgt, banen in het midden onder druk van het Centraal Planbureau (CPB).
Het rapport laat zien dat de arbeidsmarkt in Nederland enorm snel verandert. Mensen die een diploma van de hbo of universiteit op zak hebben, profiteren daar het meest van. De vraag naar hoogopgeleide werknemers blijft fors. Daarom ontvangen zij ook relatief steeds hogere salarissen. Onderaan de arbeidsmarkt ontstaat langzamerhand meer vraag naar allerlei persoonlijke diensten. Maar het aanbod van arbeidskrachten is daar ook groot, zodat de lonen voor laagopgeleiden nauwelijks stijgen.
Verandering werkgelegenheid naar opleidingsniveau, sinds 1998 bron: CPB
Daartussen zit een grote groep werknemers op mbo-niveau die het opvallend zwaar gaan krijgen, de komende jaren.
Werk voor mbo’er verdwijnt
De komende tijd staat het arbeidsmarktaanbod voor mbo’ers verder onder druk. Dan gebeurt daar, wat in de jaren zeventig en tachtig al aan de onderkant van de arbeidsmarkt gebeurde: werk verdwijnt door verplaatsing of modernisering van bedrijfsprocessen.
Door automatisering gebeurde in de afgelopen 10 jaar hetzelfde bij werkzaamheden die te maken hebben met boekhouden, het bewaken van processen, het beoordelen van producten en het maken van berekeningen. Ook banen bij banken en andere instellingen die direct klantcontact vergen, worden door contact via internet vervangen. Daardoor staat de arbeidsmarktpositie van werknemers met een gemiddelde opleiding onder druk.
Recessie eist haar tol
Doordat in de jaren zeventig en tachtig veel banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt verdwenen, bestond het arsenaal werklozen uit mensen met een relatief laag opleidingsniveau. Maar wat in de huidige recessie opvalt, is dat vooral mensen met een gemiddeld opleidingsniveau hun baan hebben verloren.
En ook de kans op een baan daalt van mensen met een gemiddeld opleidingsniveau in Nederland. In de afgelopen tien jaar is het aandeel banen voor gemiddeld opgeleiden met 4,5 procent afgenomen. De werkloosheid onder gemiddeld geschoolden is sinds de recessie van 2001 nooit meer lager dan 3,5 procent geweest. In 2011 was 5,3 procent van de gemiddeld opgeleiden werkloos.
ICT neemt vooral taken van mbo’er over
Software is de afgelopen jaren veel sneller, slimmer en goedkoper geworden. Daardoor hebben computers routinematig werk overgenomen dat is gebaseerd op regels en instructies. Bijvoorbeeld het sorteren, opslaan en opzoeken van informatie. Maar ook het uitvoeren van berekeningen, het bewerken en analyseren van data en het controleren van bedrijfsprocessen. Dit zijn precies de soort activiteiten dat tot het werk behoort van de gemiddeld opgeleide mensen.
Het opvallende is dat zowel werknemers op een lager als op een hoger niveau hier veel minder last van hebben. Zij analyseren informatie of lossen in de praktijk problemen op die de computer signaleert. Deze niet-routinematige taken vereisen aan de ene kant hoogopgeleide werknemers met analytisch vermogen, of laagopgeleide werknemers, zoals in de beveiliging.
Daarnaast is er ook een groep medewerkers aan de onderkant van de arbeidsmarkt die nauwelijks last heeft van de gevolgen van automatisering. Deze arbeidskrachten leveren een product of dienst waarbij direct klantcontact nog wel nodig is (zoals schoonmakers, kappers of bouwvakkers).
Werk kan naar buiten geplaatst
Door moderne technologie kan werk eenvoudiger worden uitbesteed, vooral activiteiten die niet een directe aanwezigheid vereisen. Dit zijn vooral banen van gemiddeld opgeleide mensen, maar ook hoogopgeleiden scoren hoog op de mogelijkheid om delen van het werk uit te besteden.
Het daadwerkelijk outsourcen van werk neemt welsiwaar toe, maar heeft nog geen al te grote omvang. Toch kan het wel een factor van betekenis worden in de veranderende vraag naar arbeid. Van de 36 grootste beroepen in Nederland, is de werkgelegenheid namelijk gedaald bij beroepen die relatief eenvoudig kunnen worden uitbesteed. Voor beroepen die niet eenvoudig kunnen worden uitbesteed, geldt juist het omgekeerde.
Loonongelijkheid neemt toe
In Nederland neemt de loonongelijkheid toe, omdat hoogopgeleide werknemers uitlopen op de rest. In de afgelopen vijftien jaar is de vraag naar hoogopgeleide werknemers sneller gestegen dan het eveneens toegenomen aanbod. Daardoor verdienen zij steeds meer, vergeleken met mensen die minder hoog zijn opgeleid. De verschillen in brutoloon tussen de boven- en onderkant van de arbeidsmarkt zijn momenteel ongeveer vijftien procent hoger dan eind jaren negentig.
De afgelopen twintig jaar is het verschil in het gemiddelde onderwijsrendement (de opbrengsten van een jaar extra opleiding gemeten in loon) tussen een universitair geschoolde werknemer en een vmbo’er dan ook bijna verdubbeld.
De weg naar boven, of afzakken naar beneden
Door de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt wagen veel mbo’ers de sprong omhoog door een hogere opleiding te volgen. De stijgende vraag naar hoogopgeleiden maakt dat ook kansrijk, maar de concurrentie van andere hoogopgeleiden is wel taai.
Laagopgeleiden en mbo’ers die geen hoger onderwijsniveau kunnen halen, moeten het hebben van het werk dat hoger opgeleiden niet doen. De stijgende vraag naar persoonlijke diensten biedt daarvoor mogelijkheden, maar de salarissen zijn niet al te hoog. Er is één troost voor lager opgeleiden. Want het onderwijs blijft steeds meer hoogopgeleiden afleveren. Daardoor zullen de lonen aan de bovenkant wat afvlakken en zal de loonongelijkheid langzaam kunnen afnemen.