De gemiddelde cao-loonstijging zal in 2013 waarschijnlijk uitkomen op 1,6 procent. Dat is vooral te danken aan cao’s die in betere tijden zijn afgesloten en volgend jaar nog gelden. Want in cao’s die onlangs zijn afgesloten, stijgen de lonen een stuk minder.
In de cao’s die in november 2012 zijn overeengekomen, staat een gemiddelde loonafspraak van 1,05 procent. Dat is veel lager dan de gemiddelde stijging over heel 2012 (1,62 procent). Dat blijkt uit de maandelijkse voortgangsrapportage van arbeidsvoorwaardenadviseur AWVN.
De minder scherpe loonstijging komt volgens AWVN door ‘toegenomen realiteitszin’. De cao-partijen blijken nu goed doordrongen van de crisis en ‘iedereen begrijpt dat stijgende loonkosten funest kunnen zijn voor bedrijven en de problemen alleen maar zullen vergroten.’
Loonafspraken voor 2013
Op dit moment zijn er 116 cao’s (voor 1,4 miljoen werknemers) die pas na 2013 aflopen. Voor deze cao’s ligt de contractloonstijging in 2013 dus vast. Op basis van deze cao’s bedraagt de loonstijging in het jaar 2013 1,5 procent. Als de cao’s met meer werknemers zwaarder worden meegeteld, bedraagt de gemiddelde loonstijging in 2013 1,7%.
Van deze 100 cao’s zijn er 30 tot stand gekomen in het vorige cao-seizoen (2011), toen de economische vooruitzichten nog een stuk gunstiger waren. Al met al zal de gemiddelde loonstijging in 2013 daardoor waarschijnlijk in de buurt uitkomen van1,6 procent.
Door onzekerheid weinig cao’s
Het aantal afgesloten cao’s voor 2013 blijft flink achter bij wat normaal zou zijn. In 2012 liepen tot dusverre meer dan 500 cao’s af, terwijl voor slechts 329 cao’s overeenstemming is bereikt over een nieuwe cao. Voor 1 op de 3 cao’s die in het 2012-seizoen (gaan) aflopen is tot nu toe dus geen nieuw akkoord bereikt. Vaak wordt dan de cao niet gewijzigd en voor een jaar verlengd.
AWVN verklaart de vertraging uit de aanhoudende economische onzekerheid bij zowel werkgevers als werknemers. ‘Werkgevers zijn erg terughoudend. Als de economische zwakte aanhoudt, wil men niet in een situatie komen waarin ineens drastisch gesaneerd moet worden. Daarbij zijn werknemers eveneens afwachtend in hoop op betere tijden.’