Re-integratiebedrijven doen het bijna allemaal even goed
Werkgevers tevreden over dienstverlening.
Werkgevers zijn best te spreken over de dienstverlening van re-integratiebedrijven. Want 70 procent van deze bedrijven krijgt een cijfer van zeven of hoger. Overigens maakt het voor het resultaat niets uit of een re-integratiebedrijf op commerciële basis werkt of niet. Dat blijkt uit de jaarlijkse Marktrapportage van de onafhankelijke stichting
Blik op Werk en uit onderzoek van het
Centraal planbureau (CPB).
Naarmate er meer resultaat bij de re-integratie wordt geboekt, zijn opdrachtgevers meer tevreden over het re-integratiebedrijf. Vergeleken met voorgaande jaren, vertoont het tevredenheidscijfer een stabiel beeld: het schommelt steeds rond de zeven. Bijna 95 procent van de bedrijven scoort een voldoende, 70 procent een zeven of hoger en 19 procent zelfs een acht.
Opvallend is dat kleine re-integratiebedrijven bij zowel cliënten als opdrachtgevers hoger scoren dan de grote bedrijven. Ook blijken cliënten en opdrachtgevers meer tevreden te zijn wanneer een re-integratiebedrijf gespecialiseerd is in een specifieke doelgroep, zoals oudere werklozen.
Weinig verschil
Re-integratiebedrijven zonder winstoogmerk weten niet meer mensen aan het werk te krijgen dan re-integratiebedrijven mét winstoogmerk, blijkt uit onderzoek van het CPB. Wel werken niet-commerciële bedrijven kleinschaliger. Ze richten zich daarbij vooral op arbeidsongeschikten, terwijl de bedrijven mét winstoogmerk zowel arbeidsongeschikten als werklozen bemiddelen.
Het onderzoek vergelijkt het resultaat van aanbestedingen bij re-integratiebedrijven door het UWV. Bij die aanbesteding, ‘loeren twee gevaren’, zo stelt het onderzoek: afroming en ‘moreel gevaar’.
Afroming en moreel gevaar
Afroming komt er op neer dat re-integratiebedrijven cliënten proberen te selecteren die ook zonder traject snel een baan kunnen vinden. Dan hoeven de bedrijven maar weinig kosten te maken om een plaatsingsbonus te ontvangen.
Moreel gevaar houdt in dat re-integratiebedrijven zich vooral concentreren op prestaties die beloond worden, namelijk plaatsing op korte termijn. Dit kan ten koste gaan van de duurzaamheid van gevonden banen.
Verschillen in uitval
Aangezien UWV de plaatsingsresultaten van gegunde contracten vastlegt, is het mogelijk om tot een vergelijking te komen tussen bedrijven met en zonder winstoogmerk.
Bedrijven zonder winstoogmerk blijken minder aan afroming te doen. Daar staat wel een hogere uitval tegenover. Bij commerciële bedrijven is de totale uitval van toegewezen cliënten per saldo 3 procent lager. Deze bedrijven zien de startvergoeding meer als prikkel om toegewezen cliënten aan te moedigen hun traject te starten.
Weinig verschil in plaatsing
Bij vergelijking van plaatsingsresultaten op contracten van zes maanden en langer blijkt er geen verschil te zijn tussen beide typen bedrijven.
Voor contracten van minimaal twaalf maanden is er wel een verschil. Niet commerciële bedrijven doen het dan iets beter. Blijkbaar weten deze bedrijven relatief vaker een duurzame plaatsing te bereiken, zo stelt het CPB.