Samenwerking organisaties blijkt geen rationele afweging
Persoonlijke beweegredenen bepalend voor allianties.
Als bedrijven besluiten om strategisch samen te werken, spelen rationele en bedrijfskundige motivaties maar een beperkte rol. Persoonlijke beweegredenen blijken juist doorslaggevend om samenwerkingsverbanden aan te gaan met andere organisaties. Dat ontdekten Wilfrid Opheij en Edwin Kaats, die met hun onderzoek vrijdag 25 april gezamenlijk promoveren aan de
Universiteit van Tilburg.
Wel of niet in een alliantie of netwerk stappen, wordt maar voor 15 procent bepaald door rationele argumenten. Bestuurders motiveren samenwerking met beweegredenen als: ‘Ik vind het belangrijk, innovatief, maatschappelijk relevant of leuk’. Rationele argumenten worden vooral gebruikt in presentaties naar buiten toe.
Focus op de bestuurder
Opheij en Kaats werken als organisatieadviseurs. In hun werkpraktijk merkten zij dat bestuurders een cruciale rol spelen bij strategische samenwerking met andere organisaties. Bestuurders gaan weliswaar samenwerking aan in het belang van de organisatie, maar hebben daarbij zelf ook een rol van betekenis. Reden voor Opheij en Kaats de samenwerking te onderzoeken met een sterke focus op de rol van de bestuurder.
De promovendi ondervroegen ruim vijftig bestuurders uit de zorg en de 'gebouwde omgeving' met een reputatie op het gebied van samenwerken. Ze gingen langs bij zorgaanbieders, zorgverzekeraars, woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars, bouwondernemingen en bestuurders bij gemeente en provincie.
Eigenbelang van bestuurders
Persoonlijke beweegredenen en eigenbelang van bestuurders blijken een zeer belangrijke rol spelen in samenwerkingsverbanden. Macht, de beste willen zijn, autonomie, engagement, angst, spijt, vertrouwen en een persoonlijke 'klik' zijn belangrijke beweegredenen voor samenwerking.
De onderzoekers denken dat de kans op een succesvolle samenwerking groter wordt, als beter rekening wordt gehouden met de persoonlijke drijfveren van de bestuurders.