Van alle werkenden werkt 27% minstens één keer per week thuis. 60% doet dit helemaal nooit. De thuiswerkers zijn vooral hoger opgeleide mannen. Maar net als hun collega's op de zaak houden zij doorgaans vast aan de traditionele kantoortijden: van 9 tot 5. Dat blijkt uit een studie van het Sociaal Cultureel Planbureau.
Van alle werkenden werkt 27% minstens één keer per week thuis. 60% doet dit helemaal nooit.
De thuiswerkers zijn vooral hoger opgeleide mannen. Maar net als hun collega's op de zaak houden zij doorgaans vast aan de traditionele kantoortijden: van 9 tot 5.
Dat blijkt uit een studie van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP).
Voor het onderzoek 'Met het oog op de tijd' heeft het SCP de tijdsbesteding van Nederlanders geklokt. Dat levert ook veel informatie op over Het Nieuwe Werken.
Hoe hoger een werknemer of zelfstandige is opgeleid, hoe vaker hij thuis werkt. Van de laagopgeleiden werkt 80% nooit thuis, bij de hoogopgeleiden is dat slechts 41%.
Mannen werken gemiddeld vaker thuis dan vrouwen. Van de vrouwen werkt 66% nooit thuis, van de mannen 54%.
Werktijden zelf bepalen
Iets meer dan de helft van de werkenden heeft - binnen grenzen - invloed op zijn eigen werktijden; mannen vaker (60%) dan vrouwen (49%). Mannen maken ook vaker dan vrouwen gebruik van de mogelijkheid om de werktijden zelf in te delen. 38% van de mannen past minstens één keer per week de eigen werktijden aan: meestal door iets later te beginnen en langer door te werken.
Net als bij thuiswerken geldt bij het indelen van de werktijden dat hoger opgeleiden hiervoor meer mogelijkheden hebben.
Van negen tot vijf
Opvallend is dat er nauwelijks verschillen zijn in de tijdstippen waarop mensen werken. Ook mensen die meer vrijheid hebben om de plaats en het tijdstip te kiezen voor hun werk, werken doorgaans gewoon van negen tot vijf.
Wel ziet het SCP "accentverschillen". De flexibele werkers beginnen gemiddeld iets later. Ze verschuiven hun werkdag iets naar achteren en werken vaker in de (voor)avond.