Het huidige kabinet wil doorgaan met twee wetten die de arbeidsmarkt moeten hervormen, die nog door de voorgaande minister van SZW zijn ingediend. Het nieuwe arbeidsmarktpakket moet werkenden meer zekerheid bieden en bedrijven meer flexibiliteit geven. Maar de Raad van State is bijzonder kritisch en denkt dat een fundamentele herziening van de arbeidsmarkt nodig is, die nog verder gaat dan deze twee wetsvoorstellen. Het hoogste adviesorgaan van de regering stelt dat onvoldoende rekening wordt gehouden met de bescherming van werkenden en de aanhoudende personeelstekorten.
Dat staat in adviezen van de Raad van State over de Wet meer zekerheid voor flexwerkers en de Wet Verduidelijking van arbeidsrelaties (VBAR).
Achtergrond van de wetsvoorstellen
De voorstellen zijn onderdeel van een reeks maatregelen om de arbeidsmarkt te versterken. Het wetsvoorstel “Meer zekerheid voor flexwerkers” richt zich op het verbeteren van de zekerheid voor mensen met flexibele arbeidscontracten, zoals oproepcontracten en uitzendwerk.
Het VBAR-wetsvoorstel wil de definitie van de arbeidsovereenkomst verduidelijken, vooral om het onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen scherper te maken en schijnzelfstandigheid tegen te gaan.
De voorstellen zijn in lijn met de plannen uit het coalitieakkoord en het advies van de Commissie Regulering van Werk (commissie-Borstlap), dat aandrong op brede hervormingen om de arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken. Ondanks deze ambities zorgen de wetsvoorstellen toch niet voor de complete hervorming van de arbeidsmarkt, omdat noodzakelijke veranderingen in de sociale zekerheid en belastingwetgeving hiervoor ontbreken.
Advies en werking samengevat voor HR
Hieronder zijn de adviezen van de Raad van State over de wetsvoorstellen kort in kaart gebracht HR-adviseurs:
Wetsvoorstel |
Doel van het voorstel |
Advies Raad van State |
|
Meer zekerheid voor flexwerkers |
|
|
|
VBAR (Verduidelijking arbeidsrelaties) |
|
|
Wetsvoorstel “Meer zekerheid voor flexwerkers”
Het wetsvoorstel “Meer zekerheid voor flexwerkers” wil onder meer het verschil tussen flexibele en vaste contracten verkleinen.
Dit moet onder andere gebeuren door het introduceren van een zogenaamd bandbreedtecontract, waarin het verschil tussen het minimale en maximale aantal te werken uren is beperkt tot 30%. Ook worden oproepcontracten verboden, met uitzondering voor minderjarigen en studenten met een bijbaan.
Kritiek van de Raad van State
De Raad van State betwijfelt of de maatregelen daadwerkelijk de gewenste effecten zullen hebben. De voorgestelde veranderingen, zoals het bandbreedtecontract, lijken vooral bestaande praktijken af te bakenen, wat slechts beperkte impact op de arbeidsmarkt zal hebben. Daarnaast is onduidelijk in hoeverre het verbod op oproepcontracten effectief zal zijn, vooral omdat de handhaving hiervan lastig kan zijn.
Verder adviseert de Raad van State om de rechtvaardiging van uitzonderingen voor minderjarigen, scholieren en studenten beter te onderbouwen. Zij krijgen namelijk minder bescherming en zekerheid dan andere werknemers, wat juist in strijd kan zijn met Europese regelgeving.
Wetsvoorstel VBAR (Verduidelijking van arbeidsrelaties)
Het VBAR-wetsvoorstel richt zich op het verduidelijken van het onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers. Het introduceert een civielrechtelijk rechtsvermoeden: bij een uurtarief van €33 of minder wordt ervan uitgegaan dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, tenzij het tegendeel bewezen wordt.
Daarnaast wordt het gezagscriterium (wat bepaalt of iemand onder een werkgever werkt) aangescherpt om schijnzelfstandigheid tegen te gaan.
Kritiek van de Raad van State
De Raad van State verwacht dat het wetsvoorstel slechts beperkt zal bijdragen aan het tegengaan van schijnzelfstandigheid. Omdat het wetsvoorstel vooral in kaart brengt wat al in de jurisprudentie geldt, blijft de impact klein. De Raad van State stelt daarom voor om het handhavingsmoratorium van de Wet DBA (Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) te beëindigen, zodat de Belastingdienst weer actief kan controleren op schijnzelfstandigheid. Dit zou volgens de Raad waarschijnlijk meer effect hebben dan de maatregelen in het wetsvoorstel.
(Dit is ook wat volgend jaar al gaat plaatsvinden, omdat per 1 januari 2025 de Belastingdienst weer gaat controleren of ingehuurde zzp’ers daadwerkelijk zelfstandigen zijn, of dat zij in de praktijk toch werknemers zijn, Red.)
Ook heeft de Raad van State zorgen over de gevolgen van het rechtsvermoeden. Als werkrelaties met terugwerkende kracht als arbeidsovereenkomst worden gekwalificeerd, kan dat forse financiële gevolgen hebben. Werkgevers moeten dan alsnog loonheffingen en pensioenpremies betalen, wat tot grote problemen kan leiden. De Raad adviseert om hier meer aandacht aan te besteden.
Fundamentele problemen blijven bestaan
De Raad van State wijst erop dat de wetsvoorstellen de grote verschillen in bescherming tussen vaste en flexibele werknemers niet oplossen. De tweedeling tussen “insiders” met vaste contracten en “outsiders” met flexibele contracten en zzp-constructies blijft bestaan. Vooral in sectoren zoals de zorg en het onderwijs zorgt deze scheiding voor problemen, omdat werkgevers vaak kiezen voor goedkopere en flexibelere contractvormen. Dit leidt tot minder investeringen in de ontwikkeling van werknemers en beperkt hun toegang tot sociale zekerheid en pensioenen.
Daarnaast blijven structurele personeelstekorten een probleem voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Volgens de Raad van State is er een fundamentele herziening van de arbeidsmarkt nodig die nog verder gaat dan deze twee wetsvoorstellen. Een flexibele, toegankelijke arbeidsmarkt is essentieel om te zorgen dat het beschikbare arbeidspotentieel optimaal benut wordt. De Raad benadrukt dat de scheidslijn tussen vaste en flexibele contracten minder scherp moet worden, zodat werknemers makkelijker kunnen bewegen tussen verschillende arbeidsvormen.
Meer nodig voor duurzame arbeidsmarkt
De Raad van State stelt dat beide wetsvoorstellen slechts beperkte oplossingen bieden voor de bredere problemen op de arbeidsmarkt. De Raad adviseert de regering daarom verder te kijken dan de huidige voorstellen en te werken aan een integrale aanpak. Dit zou betekenen dat ook aanpassingen in sociale zekerheid, fiscale voordelen en pensioenen nodig zijn om tot een echt toekomstbestendige arbeidsmarkt te komen.
Hoewel de voorstellen enige bescherming bieden voor flexwerkers en een stap zetten in de verduidelijking van het onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers, schieten ze volgens de Raad van State tekort. De regering wordt geadviseerd om de bredere problematiek op de arbeidsmarkt nader te agenderen en meer aandacht te besteden aan de structurele tweedeling en het personeelstekort, zodat een evenwichtigere en flexibele arbeidsmarkt kan ontstaan.