De werkgever heeft de wettelijke plicht om werknemers te informeren over hun pensioen. In de praktijk is dit een taak van de HR-afdeling. Hier vindt u een overzicht met de belangrijkste aspecten van het pensioen.

Aanpassingen voor een nieuw pensioenstelsel
Om te komen tot een duurzaam houdbaar pensioenstelsel, werkt het kabinet met sociale partners en pensioenuitvoerders aan vernieuwing van het aanvullend pensioenstelsel uitwerken in wetgeving.

Wetsvoorstel toekomst pensioenen
Het wetsvoorstel moet leiden tot een vernieuwd pensioenstelsel, waarbij de premie centraal staat en de uitkeringen sneller meebewegen met de economie. Hierdoor kunnen pensioenen van deelnemers en gepensioneerden sneller worden geïndexeerd. Het wetsvoorstel beschrijft daarnaast de kaders die moeten zorgen voor een evenwichtige transitie voor alle deelnemers naar het nieuwe stelsel. Ook bevat het wetsvoorstel een voorstel voor een hervorming van het nabestaandenpensioen.

Het gaat om lastige wetgeving, met grote gevolgen. In het voorjaar van 2022 is het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd. Het kabinet streefde er op Prinsjesdag 2022 nog naar om de nieuwe wetgeving uiterlijk op 1 januari 2023 in werking te laten treden, maar de ingangsdatum is daarna verschoven naar 1 juli 2023

Transitieplan pensioen opstellen
De overgang naar het nieuwe pensioenstelsel is uitgewerkt in de Hoofdlijnennotitie Pensioenakkoord (zie rechtsboven voor dowload), die daarmee is aangemerkt als transitieperiode. In die periode gaan werkgevers, vakbonden en pensioenuitvoerders afspraken maken over de nieuwe pensioenregeling. Daarbij worden ook afspraken gemaakt over een compensatieregeling voor werknemers die nadeel ondervinden van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel.

Verplichte onderdelen transitieplan
In een wettelijk verplicht transitieplan moet de werkgever alle keuzes, overwegingen en berekeningen opnemen van de nieuwe pensioenregeling. Daarmee legt de werkgever verantwoording af over de overstap naar het nieuwe pensioencontract. In de meeste gevallen wordt het transitieplan echter gemaakt door vakbonden en werkgeversorganisaties van het verplichte pensioenfonds. Verplichte onderdelen van het transitieplan:

  • Het gekozen pensioencontract. Wat er gebeurt met bestaande pensioenaanspraken en pensioenrechten, inclusief onderbouwing.
  • Een overzicht van de effecten per leeftijdsgroep van de overstap op een (nieuwe) premieregeling met leeftijdsonafhankelijke premies. 
  • De gemaakte afspraken over de compensatie voor deze leeftijdsgroepen.
  • Een financieringsplan voor de compensatie. Hierbij is kostenneutraliteit voor werkgevers en pensioendeelnemers het uitgangspunt. Bij onvoorziene omstandigheden moeten de genomen en arbeidsvoorwaardelijke besluiten opnieuw tegen het licht worden gehouden.

OR heeft instemmingsrecht
De ondernemingsraad (OR), personeelsvertegenwoordiging (PVT) of personeelsvergadering (PV) hebben instemmingsrecht op de wijziging van de pensioenovereenkomst. Dit geldt echter alleen als er geen vakbonden betrokken zijn bij het opstellen van de pensioenregeling (dus niet als sprake is van een sectorpensioen).

Vervroegd pensioen, zwaar werk
In het pensioenakkoord zijn afspraken gemaakt over een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd en duurzame inzetbaarheid. Doel is dat mensen hun AOW-leeftijd gezond werkend kunnen bereiken; ook mensen met een zwaar beroep.

Het kabinet stelt € 1 miljard beschikbaar in de periode 2021 tot en met 2024 voor het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden.

Wetsvoorstel ‘RVU, verlofsparen en bedrag ineens
Dit wetsvoorstel regelt een tijdelijke vrijstelling van de RVU-heffing (tot een bepaald bedrag) waardoor vervroegde uittreding mogelijk wordt gemaakt voor werknemers die niet in staat zijn werkend de AOW-leeftijd te bereiken. Daarnaast wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om op de pensioeningangsdatum een deel van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen als bedrag ineens op te nemen. Ook krijgen werknemers ruimere mogelijkheden om fiscaal gefaciliteerd vakantieverlof en compensatieverlof te sparen. De inwerkingtredingsdatum voor de versoepeling van de RVU-heffing en verlofsparen was 1 januari 2021.

Wegens technische uitvoeringsproblemen is de ingang van het onderdeel ‘bedrag ineens’ van de wet (opnieuw) uitgesteld. Aanvankelijk leek het dat de inwerkingtreding vanaf juli 2023 kon plaatsvinden, maar de minister heeft laten weten dat invoering van het 'keuzerecht bedrag ineens' niet eerder zal zijn dan 1 januari 2025. Daarbij merkt zij op dat de uiteindelijke datum afhankelijk zal zijn van de behandeling in de Tweede en Eerste Kamer.
Het verdere uitstel is een teleurstelling voor mensen die hier gebruik van wilden maken. In haar brief meldt de minister namelijk dat sommigen hun pensioen uitstellen, zodat zij van deze regeling kunnen profiteren.

AOW-leeftijd
Het kabinet en sociale partners hebben in het pensioenakkoord afgesproken dat de stijging van de AOW-leeftijd met ingang van 2025 voor 2/3 gekoppeld wordt aan de stijging van de resterende levensverwachting op 65 jaar. Dit betekent dat elk jaar levenswinst wordt vertaald in gemiddeld 8 maanden langer doorwerken en gemiddeld 4 maanden langer AOW-pensioen. Deze aangepaste koppeling gaat ook gelden voor de pensioenrichtleeftijd, waardoor ook deze minder snel zal stijgen. Het wetsvoorstel is in juli ingediend bij de Tweede Kamer.

In 2022 is de AOW-gerechtigde leeftijd verhoogd naar 66 jaar en zeven maanden. In 2023 ligt de AOW-leeftijd op 66 jaar en 10 maanden. Dit vloeit voort uit de Wet temporisering stijging AOW-leeftijd waarin de AOW-leeftijd vanaf 2020 tot en met 2024 is vastgelegd.

Met de Wet verandering koppeling AOW-leeftijd is geregeld dat de stijging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd met ingang van 2025 voor 2/3 gekoppeld wordt aan de stijging van de resterende levensverwachting op 65 jaar. Voor de jaren 2025 tot en met 2027 is de AOW-leeftijd inmiddels vastgesteld op 67 jaar.

Uitbreiding waardeoverdracht kleine pensioenen
De Wet waardeoverdracht klein pensioen, die overdracht van kleine pensioenen regelt, is in 2019 in werking getreden. Pensioenuitvoerders dragen automatisch kleine pensioenen over aan de nieuwe pensioenuitvoerder, zodra een werknemer van werkgever wisselt. Als er niet meteen een nieuwe werkgever is, blijft het kleine pensioen bij zijn oude pensioenuitvoerder.

Op verzoek van de Stichting van de Arbeid (werkgevers en vakbonden) zal het recht op waardeoverdracht van kleine pensioenen worden uitgebreid. Door de uitbreiding, mogen pensioenuitvoerders alle kleine pensioenen overdragen, of ze nou zijn ontstaan door baanwisseling of niet.

Het streven is om het voor pensioenuitvoerders mogelijk te maken om alle kleine ouderdomspensioenen over te mogen dragen, ongeacht de reden waarom dit kleine pensioen is ontstaan. Uitgezonderd zijn kleine vastgestelde pensioenaanspraken die bij een verzekeraar zijn ondergebracht en die niet zijn ontstaan door individuele baanwisseling. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan wordt het onder voorwaarden mogelijk om een klein pensioen af te kopen. Tevens mogen dan kleine nettopensioenen en kleine nettolijfrentes worden afgekocht.

Pensioenoverleg werkgevers en vakbonden
Werkgevers en vakbonden overleggen in de Stichting van de Arbeid (StvdA) over de inhoudelijke en praktische gevolgen van het nieuwe pensioenstelsel. Voor werkgevers en HR-professionals zal de invoering van het nieuwe pensioenstelsel, gepland op uiterlijk 1 januari 2028, de nodige voorbereiding vragen. Hieronder staan de belangrijkste wijzigingen voor werkgevers weergegeven aan de hand van de adviezen in deze tweede voortgangsrapportage van de Stichting van de Arbeid van oktober 2022. Minister schouten heeft toegezegd de adviezen onverkort over te nemen.

Verder lezen?

Word abonnee en krijg onbeperkt toegang tot alle artikelen

Dit artikel is afkomstig uit HR Tools & Extra’s van Personeelsnet.nl. Auteursrecht berust bij Personeelsnet Media BV, Rotterdam.